Raad voor Vreemdelingenbetwistingen - 267.223 - 25-01-2022

Samenvatting

Het CGVS besloot dat verzoeker het niet aannemelijk heeft gemaakt dat er een persoonlijke vrees voor vervolging is, zoals bedoeld in de Vluchtelingenconventie, of dat er een reëel risico is dat hij ernstige schade zou oplopen, zoals bepaald in de definitie van subsidiaire bescherming.
 
Verzoeker meent dat de daden van vervolging door georganiseerde misdaadgroepen in El Salvador, zoals geweld en intimidatie in dit geval, niet alleen crimineel en economisch maar ook politiek gemotiveerd zijn. Hij stelt het risicoprofiel te bezitten. Hij vreest vervolging omdat hij tot een bepaalde sociale groep zou behoren door zich te hebben verzet tegen rekrutering door een bepaalde criminele bende. Verzoeker, die homoseksueel is, verwijst tevens naar de schrijnende situatie voor LHBTI-personen in El Salvador waar er homofoob geweld en discriminatie heerst.
 
Verzoeker betoogt verder dat uit de objectieve informatie blijkt dat in El Salvador wel degelijk sprake is van een persoonlijke en doelgerichte vervolging van personen met een gelijkaardig profiel als dat van verzoeker, met name personen waarvan men meent dat zij zich verzetten tegen de autoriteit van een bende en anderzijds personen behorende tot de LGBTI-gemeenschap.
 
Volgens de Raad kan verzoeker geen concrete elementen aanbrengen die de motieven in de bestreden beslissing met betrekking tot de beweerde afpersing kunnen weerleggen. Er kan met andere woorden in hoofde van verzoeker geen vrees voor vervolging in aanmerking worden genomen omwille van de beweerde afpersing door de leden van de bende.
 
Daarnaast vreest verzoeker ook voor vervolging omwille van zijn seksuele geaardheid en vreest hij tevens geen toegang te zullen hebben tot de nodige medicatie voor de behandeling van zijn in België vastgestelde ziektes (verzoeker is HIV- positief). Opgemerkt moet worden dat in El Salvador LHBTI-personen disproportioneel geraakt worden door zowel bendes als politie. Volgens de UNHCR “Eligibility Guidelines” houdt het virulente geweld van bendes tegen personen omwille van hun (vermeende) seksuele gerichtheid verband met de macho ethos van de bendes en lopen transgender personen en transvrouwen in het bijzonder een specifiek risico om slachtoffer te worden van geweld (UNHCR, p. 39). Evenwel blijkt uit de landeninformatie niet dat de discriminatie en het geweld tegen LHBTI-personen dermate systematisch en hoog is dat elke homoseksueel in El Salvador vervolging riskeert. Een individuele beoordeling van de nood aan internationale bescherming is op zijn plaats. De verklaringen van verzoeker over zijn problematische relatie met zijn familieleden omtrent zijn seksuele geaardheid worden door verweerder onterecht als ongeloofwaardig bestempeld. Dit volstaat echter niet om een gegronde vrees voor vervolging aan te tonen. Desondanks neemt dit niet weg dat dit een element is dat samen met de andere door verzoeker aangebrachte elementen met betrekking tot zijn vrees voor vervolging omwille van zijn seksuele gerichtheid cumulatief moet worden beoordeeld. De Raad besluit dat de verwerende partij niet heeft onderzocht of en in welke mate de HIV- infectie aanleiding kan geven tot discriminerende behandeling bij de autoriteiten. De bestreden beslissing wordt vernietigd.