Raad voor Vreemdelingenbetwistingen - 269.026 - 25-02-2022

Samenvatting

De echtgenoot van verzoekster werd in België erkend als vluchteling. Verzoekster diende een aanvraag in tot gezinshereniging op basis van een huwelijksband. Bij verweerder zijn er echter vermoedens dat de intenties van minstens één van de echtgenoten kennelijk niet gericht zijn op het tot stand brengen van een duurzame levensgemeenschap maar enkel op het bekomen van een verblijfsrechtelijk voordeel dat is verbonden aan de staat van gehuwde (schijnhuwelijk).
 
Omdat de huwelijksakte die werd voorgelegd niet gelegaliseerd was, kon de authenticiteit ervan niet worden gegarandeerd. Verweerder verrichte daarom bijkomend onderzoek. Verzoekster en haar echtgenoot, beide van Eritrese nationaliteit, zouden in Soedan een religieus huwelijk hebben afgesloten. Verweerder baseerde zich in zijn beslissing op de openbare orde- bepaling van artikel 21 WIPR.  
 
Vooreerst wijst de Raad op het cascade-systeem inzake de bewijsregeling. Wanneer de familiebanden niet kunnen worden bewezen met officiële documenten, dient er rekening te worden gehouden met andere geldige bewijzen die worden voorgelegd. Wanneer ook dat niet mogelijk is, wordt overgegaan tot een onderhoud met de betrokkenen, andere vormen van onderzoek, of een aanvullende analyse.
 
Bij de behandeling van verzoeken om gezinshereniging moet een evenwichtige en redelijke beoordeling van alle in het geding zijnde belangen worden gemaakt. Bij deze belangenafweging hebben lidstaten een zekere beoordelingsmarge. Het is niet vereist dat fraude wordt aangetoond maar er moet wel een onderzoek plaatsvinden naar alle relevante elementen met betrekking tot het vaststellen van de huwelijksband. De verwijzing naar artikel 21 van het WIPR, in fine van de bestreden beslissing, is bijkomstig en strekt er slechts toe te stellen dat “in zoverre het vreemde recht niet sanctionerend optreedt” tegen geveinsde huwelijken, het niet kan worden toegepast.
 
De Raad treedt de verzoekster bij waar deze betoogt dat één enkel negatief element, het feit dat verzoekster niet wist waarom en wanneer haar man Eritrea had verlaten, werd uitgelicht om de aanvraag te weigeren, zonder dat dit antwoord verder werd onderzocht. Dat het weinig realistisch is dat het huwelijk in België in een duurzame levensgemeenschap zou resulteren is niet meer dan een hypothese, constateert de Raad. Wat betreft de relatiebewijzen worden de afdrukken van chatgesprekken en videogesprekken, afgewezen zonder enig verder onderzoek, omdat de betrokkenen Tigrinya spreken. De verwerende partij bepekt zich verkeerdelijk tot niet gedocumenteerde beweringen.
 
De Raad besluit dat de verwerende partij niet is overgegaan tot een bijzonder zorgvuldig onderzoek van de individuele elementen van de zaak.