Raad voor Vreemdelingenbetwistingen - 229.178 - 25-11-2019

Samenvatting

Verzoekster kan niet gevolgd worden waar zij aanvoert dat de verwerende partij zich bij het nemen van de bestreden beslissing moet plaatsen op het ogenblik van de aanvraag. De verwerende partij is er als een orgaan van het actief bestuur toe gehouden de reglementering toe te passen die geldt op het ogenblik dat zij over de aanvraag uitspraak doet. Na een eventueel tussen te komen annulatie-arrest, bestaat er in hoofde van de verwerende partij een rechtsplicht tot het nemen van een nieuwe beslissing en in dat geval moet zij dus de wet toepassen zoals die geldt op het ogenblik van het nemen van de nieuwe beslissing. Artikel 40ter, § 2, eerste lid van de vreemdelingenwet vermeldt “de familieleden bedoeld in artikel 40bis, § 2, eerste lid, 4°, mits het de vader en moeder van een minderjarige Belg betreft”. De verwerende partij kan zich bijgevolg enkel uitspreken over de aanvraag van de vader of moeder van een minderjarige Belg, en niet de vader of moeder van een Belg die minderjarig was op het ogenblik van de aanvraag, maar niet meer op het ogenblik van de beslissing. De erkenning van het recht op gezinshereniging vereist niet enkel dat de aanvrager erover beschikt wanneer hij er aanspraak op kan maken, maar ook op het ogenblik dat de overheid een beslissing neemt over zijn aanvraag (RvS 17 januari 2017, nr. 237.043).
 
De omstandigheid dat de aanvraag werd ingediend op het ogenblik dat de Belg nog minderjarig was, doet geen onherroepelijk vastgesteld recht ontstaan. Er is slechts sprake van een onherroepelijk vastgesteld recht indien de overheid heeft vastgesteld dat de wettelijke voorwaarden zijn vervuld en zij aldus het verblijfsrecht heeft erkend (RvS 17 januari 2017, nr. 237.043). In casu betekent dit dat verzoekster slechts een recht op verblijf kan laten gelden nadat werd vastgesteld dat zij voldoet aan de voorwaarden die de wetgever heeft opgelegd (in casu zich bij de minderjarige Belg voegen), wat hier niet het geval is. De Raad benadrukt dat de beslissing tot toekenning van een verblijfsrecht slechts een declaratoir karakter heeft indien, nadat werd vastgesteld dat aan de door de wetgever opgelegde voorwaarden is voldaan, de aanvraag effectief wordt ingewilligd, quod non in casu.