Raad voor Vreemdelingenbetwistingen - 220.414 - 26-04-2019

Samenvatting

Uit de bestreden beslissing blijkt dat verzoekster het verblijf wordt geweigerd omdat haar echtgenoot, op het moment dat zij met hem huwde nog gehuwd was mevrouw A.D., met wie hij nog niet uit de echt is gescheiden, zodat er sprake is van polygamie, wat overeenkomstig artikel 147 van het Burgerlijk Wetboek verboden is. Eveneens blijkt uit de bestreden beslissing dat deze informatie door de echtgenoot van verzoekster was opgebiecht naar aanleiding van de verklaring van de Belgische nationaliteit voor zijn kind en de geboorteakte die hij hiervoor heeft voorgelegd.
 
Verzoekster werpt op dat de gemachtigde van de bevoegde minister door middel van de thans bestreden beslissing zijn bevoegdheid te buiten gaat en er dan ook sprake is van machtsoverschrijding. Verzoekster stipt aan dat artikel 27, § 1 van de wet van 16 juli 2004 houdende het Wetboek van internationaal privaatrecht aan de overheid de mogelijkheid laat om de geldigheid van een buitenlandse authentieke akte niet te erkennen, maar dat dit niet geldt voor huwelijken die in België werden afgesloten. Verzoekster stipt aan dat zij te Schaarbeek is getrouwd en de geldigheid van haar huwelijk door de gemachtigde van de bevoegde minister dan ook niet meer in vraag kan worden gesteld. Verzoekster laat gelden dat overeenkomstig artikel 184 van het Burgerlijk Wetboek de bevoegdheid om de nietigheid van een huwelijk te vorderen in geval van polygamie aan de echtgenoten, het openbaar ministerie of “allen die daarbij belang hebben” toekomt. Verzoekster stelt vast dat uit de thans bestreden beslissing niet blijkt dat dergelijke vordering werd ingeleid. Verzoekster stipt aan dat haar huwelijk dat zij te Schaarbeek met de Belgische referentiepersoon op 18 mei 2018 heeft afgesloten nog altijd bestaat en rechtsgevolgen sorteert in de Belgische rechtsorde. Verzoekster werpt op dat de thans bestreden beslissing op geen wettelijke basis steunt. Verzoekster laat gelden dat zij, nu haar huwelijk nog steeds bestaat en rechtsgevolgen sorteert aanspraak kan maken op de toepassing van artikel 40ter van de vreemdelingenwet. Verzoekster werpt op dat de verwerende partij haar aanvraag niet kan weigeren op basis van een louter vermoeden dat haar huwelijk naderhand mogelijks zou worden vernietigd.
 
Uit de bestreden beslissing blijkt niet dat de gemachtigde van de bevoegde minister betwist dat verzoekster op 18 mei 2018 te Schaarbeek met dhr. D.M.A. in het huwelijk trad.
 
Verzoekster wordt dan ook bijgetreden in haar betoog dat de gemachtigde van de bevoegde minister zijn bevoegdheid heeft overschreden waar hij thans weigert verzoeksters huwelijk met dhr. D.M.A. afgesloten te Schaarbeek op 18 mei 2018 en geregistreerd in het bevolkingsregister als dusdanig te aanvaarden. Er blijkt niet dat de gemachtigde zelf ter zake nog enige beoordelingsbevoegdheid heeft om al dan niet de rechtsgeldigheid hiervan in de Belgische rechtsorde te aanvaarden. Er dient te worden aangenomen dat de gemachtigde op incorrecte gronden heeft besloten dat de aanvraag gezinshereniging dient te worden afgewezen.