Raad voor Vreemdelingenbetwistingen - 279.512 - 26-10-2022

Samenvatting

Verzoeker, afkomstig uit Libanon, is gevlucht vanwege de problemen die hij ervoer door zijn seksuele geaardheid. Sinds 2015 heeft de verzoeker een relatie met een andere man, ook van Libanese nationaliteit. Zij spraken frequent af tijdens de weekends in het ouderlijk huis van de partner wanneer zijn familie hun geboortedorp bezocht. Op zaterdag 14 oktober 2017 werden zij betrapt door de vader van de partner, die onverwacht vroeger thuiskwam. Hierop volgde een schermutseling waarbij de verzoeker gewond raakte. Toen de vader zijn pistool ging halen konden de verzoeker en zijn partner wegvluchten uit de woning. In november 2017 heeft de verzoeker Libanon op legale wijze verlaten. Elf dagen later volgde zijn partner.
In mei 2018 dienden zij samen een verzoek om internationale bescherming in. Het koppel vindt dat zij niet in Libanon kunnen blijven omdat de vader, die aanstoot neemt aan hun seksuele geaardheid, bij de Libanese inlichtingendienst werkt en dus gemakkelijk kan achterhalen waar zij zich bevinden. In september 2021 kreeg de partner de vluchtelingenstatus toegekend, maar ten aanzien van de verzoeker nam het CGVS een beslissing tot weigering van de vluchtelingenstatus en de subsidiaire beschermingsstatus. Deze beslissing werd door de RvV vernietigd in maart 2022. In mei 2022 weigerde het CGVS opnieuw de aanvraag van de verzoeker.
Het CGVS geeft toe dat de partner is erkend als vluchteling en dat het asielrelaas van de verzoeker verbonden is met het asielrelaas van de partner. Toch moet rekening worden gehouden met de individuele situatie van de verzoeker. Er rust geen verplichting op administratieve overheden om louter op basis van de familieband een internationale beschermingsstatus toe te kennen aan een familielid van een begunstigde van internationale bescherming.
Het CGVS acht de nationaliteit bewezen en stelt de seksuele geaardheid van de verzoeker niet in vraag, maar vindt de oorzaak van de vlucht ongeloofwaardig. De verzoeker toont volgens het CGVS niet aan dat de vader tewerkgesteld is als secretarisgeneraal bij de Libanese militaire inlichtingendienst en/of bij het Ministerie van Defensie. De foto’s die de verzoeker voorlegt van de vader in militair uniform zijn geen overtuigend begin van bewijs omdat foto’s eenvoudig manipuleerbaar zijn. De verzoeker en zijn partner legden volgens het CGVS ook tegenstrijdige verklaringen af over de rang van de vader, en over de kwestie of de vader al dan niet een uniform droeg tijdens zijn werk. Bovendien zijn de verklaringen over het profiel en de functie van de vader vaag en weinig overtuigend. Het CGVS vindt het vreemd dat de vader nooit over zijn werk sprak, maar dat de verzoeker en zijn partner er toch van overtuigd zijn dat de vader handelt in gevoelige zaken en dossiers, waardoor hij een uitgebreid netwerk van connecties heeft.
Ook de problemen die de verzoeker heeft gekend in Libanon vanwege zijn seksuele geaardheid zijn volgens het CVGS ongeloofwaardig. Het vraagt zich af, gelet op de bewering dat de partner uit een conservatief gezin komt waarbij veel waarde wordt gehecht aan de familie-eer, waarom de verzoeker en zijn partner het ouderlijke huis kozen om af te spreken en geen grotere voorzichtigheid aan de dag hebben gelegd. Het CGVS vindt het ook opmerkelijk dat de familie van de partner schijnbaar nooit moeite heeft gedaan om het koppel op te sporen, waardoor het CGVS betwijfelt of de verzoeker wordt geviseerd door de vader. Bovendien heeft de verzoeker op legale wijze Libanon verlaten. Het CGVS vindt het tegenstrijdig dat de verzoeker vreest dat de vader van alles op de hoogte is maar het toch veilig genoeg vond om het land op legale wijze te verlaten. Hierbij was er immers een groot risico om te worden tegengehouden aan de grens. Daarenboven vraagt het CGVS zich af, gelet op de vrees voor vervolging en de dringende nood aan internationale bescherming, waarom de verzoeker zes maanden heeft gewacht alvorens een verzoek om internationale bescherming aan te vragen. Ten slotte betoogt het CGVS dat de verzoeker geen problemen heeft ondervonden met de Libanese autoriteiten of medeburgers. Volgens het CGVS is Libanon een koploper in het Midden-Oosten met betrekking tot de situatie van LGBTQI-personen. Zowel op politiek als op gerechtelijk vlak worden er progressieve stappen gezet en er zijn verenigingen in die opkomen voor de belangen van deze personen.
De RvV is het eens met het CGVS dat de erkenning van de nood aan internationale bescherming in hoofde van de partner niet automatisch tot gevolg heeft dat de verzoeker ook nood heeft aan internationale bescherming. Een individuele beoordeling is dus noodzakelijk. Wel moet rekening worden gehouden met bedreigingen waaraan een gezinslid van een verzoeker is blootgesteld om te bepalen of deze verzoeker wegens zijn familieband met die bedreigde persoon zelf wordt bedreigd met vervolging of ernstige schade. Er is dus een weerlegbaar vermoeden dat gezinsleden louter door hun verwantschapsband met de vluchteling kwetsbaar zijn voor daden van vervolging. Bovendien wordt niet betwist dat het asielrelaas van de verzoeker gelijkaardig is aan die van de partner. De asielaanvraag van de verzoeker is echter niet gebaseerd op het feit dat zijn partner als vluchteling is erkend, maar wel op het feit dat hij omwille van zijn relatie vervolging riskeert door de familie van zijn partner. Aan het asielrelaas van de partner moet bij de beoordeling van de aanvraag van de verzoeker dus voldoende gewicht worden toegekend.
Wat betreft de functie van de vader is de RvV het oneens met het CGVS. Het is aannemelijk dat de vader discreet was over zijn functie en dat hij dit niet met zijn kinderen besprak. De RvV geeft toe dat de functie van de vader speculatief is, maar dat dit geen hindernis was voor het CGVS om de vluchtelingenstatus in hoofde van de partner toe te kennen. Het CGVS erkent dus eigenlijk dat de vader zich in een positie bevindt die hem toelaat vervolgingsdaden te stellen ten aanzien van zijn zoon, zonder dat de Libanese autoriteiten hiertegen zouden kunnen optreden. De vader werd in de aanvraag van de partner al aanzien als een actor van vervolging.
De RvV is het ook oneens met het CGVS wat betreft de ongeloofwaardigheid van de problemen die de verzoeker heeft ondervonden wegens zijn seksuele geaardheid. De verzoeker en de partner zijn het immers eens over het tijdstip en de omstandigheden van het incident dat plaatsvond op 14 oktober 2017. Ze hadden ook goede redenen om aan te nemen dat zij veilig waren in het huis van de partner, omdat de familie gewoonlijk liet weten aan de partner wanneer zij terugkeerden en omdat zij normaal gezien nooit thuis kwamen op een zaterdag. Er waren ook geen andere alternatieven buiten het huis van de partner. Bovendien blijkt uit de toekenning van de vluchtelingenstatus aan de partner dat de laattijdigheid van het beroep, onvoorzichtige houding van partner en feit dat men het koppel nooit is komen zoeken het CGVS niet heeft weerhouden om de vluchtelingenstatus aan de partner toe te kennen. Daarenboven kan het gebrek aan inspanningen van de familie van de partner om de verzoeker op te sporen niet tot de conclusie leiden dat er geen vrees voor vervolging is. Het is immers niet uitgesloten dat op een discrete manier werd geïnformeerd naar de locatie van de verzoeker en het is niet ondenkbaar dat een conservatieve familie in Libanon geen ruchtbaarheid aan de zaak zou willen geven. Het zou ook kunnen dat de familie genoegen neemt met de huidige situatie, zolang het koppel niet terugkeert en zo de familie-eer niet in gedrang brengt. De RvV denkt ook dat, indien de verzoeker zou terugkeren, de kans groot is dat hij zou worden benaderd door de familie van de partner om zijn partner te lokaliseren.
De vaststelling van het CGVS dat Libanon een koploper is in het Midden-Oosten met betrekking tot de rechten van LGBTQI-personen wordt ook verworpen door de RvV. Uit de landeninformatie blijkt dat er nog steeds een taboe rust op homoseksualiteit. De RvV erkent dat er belangenorganisaties zijn, maar zij worden in de praktijk gecensureerd. De RvV erkent eveneens dat er progressieve vonnissen en politieke kandidaten zijn, maar stelt ook vast dat er toch nog steeds veel LGBTQI-personen worden vervolgd vanwege hun seksuele geaardheid en dat arrestaties en verhoor vaak op mensonterende wijze gebeuren.
Deze vaststellingen leiden de RvV tot het besluit dat er een gegronde vrees voor vervolging bestaat in hoofde van de verzoeker in de zin van artikel 48/3 Vw. De vluchtelingenstatus wordt daarom toegekend aan de verzoeker.