Raad voor Vreemdelingenbetwistingen - 267.301 - 27-01-2022

Samenvatting

Om redenen van nationale veiligheid dient verzoeker het Belgisch grondgebied te verlaten. Verzoeker, lid van de Roma- gemeenschap, wordt beschouwd als een activist van het salafisme en men verwijt hem extremisme in België te verspreiden.
 
Verzoeker haalt een schending van de motiveringsverplichting aan alsmede een schending van zijn rechten van verdediging aangezien hij geen inzage heeft gekregen in de achterliggende informatie waarop de nota van de Veiligheid van de Staat is gestoeld. Verder betwist hij dat er ernstige redenen van nationale veiligheid aan de orde zijn.
 
De motivering dient afdoende te zijn. De Raad verduidelijkt dit door te stellen dat de motivering pertinent moet zijn, dit wil zeggen dat ze duidelijk met de beslissing te maken moet hebben, en dat ze draagkrachtig moet zijn, dit wil zeggen dat de aangehaalde redenen moeten volstaan om de beslissing te dragen. Het wordt niet betwist dat de bestreden beslissing is gemotiveerd. De vraag stelt zich evenwel of deze motivering afdoende is.
 
Het individueel onderzoek dat gevoerd dient te worden, moet betrekking hebben op het huidige gedrag van verzoeker en op het gevaar dat uit dat gedrag voortvloeit. Verwerende partij heeft zijn beslissing echter uitsluitend gesteund op de nota van de Veiligheid van de Staat daar waar het verplicht was te onderzoeken of het gedrag van verzoeker een werkelijke, actuele en voldoende ernstige bedreiging voor een fundamenteel belang van de samenleving uitmaakt. De Raad stelt vast dat verweerder geen concrete elementen aanhaalt waaruit zou blijken dat verzoeker actief bijdraagt aan de verspreiding van extremisme in België. Precies omwille van het ontbreken van een concrete feitelijke basis stelt de Raad vast dat verzoeker niet in staat wordt gesteld om zich op concrete wijze te verdedigen. De Raad komt tot de conclusie dat zowel de motiveringsplicht als de rechten van verdediging zijn geschonden.