Raad voor Vreemdelingenbetwistingen - 222.122 - 29-05-2019

Samenvatting

Waar verzoekers hekelen dat de MedCOI-databank een niet-publieke databank is, de verwijzing naar de stukken niet afdoende zou zijn en deze niet tijdig ter kennis werden gebracht, wijst de Raad erop dat uit nazicht van het administratief dossier blijkt dat alle stukken waarnaar de ambtenaar-geneesheer verwijst daarin aanwezig zijn. Een stuk waarnaar verwezen wordt in de beslissing dient niet opgenomen te worden in de beslissing zelf (en niet te worden bijgevoegd). In het kader van de formele motiveringsplicht volstaat het om in het kort het voorwerp en de inhoud van die stukken te vermelden, zonder dat het nodig is ze in extenso over te nemen (OPDEBEEK, I. en COOLSAET, A., Administratieve rechtsbibliotheek: formele motivering van bestuurshandelingen, Brugge, die Keure, 1999, p. 131 – 133). De formele motiveringsplicht is dus ook niet geschonden omdat in de beslissing wordt verwezen naar stukken die niet afzonderlijk aan verzoekers werden meegedeeld. Deze stukken bevinden zich in het administratief dossier, waarin verzoekers inzage konden vragen. Voormelde stellingen van verzoekers missen dan ook alle grondslag.
 
Bijgevolg stelt de Raad vast dat de documenten informatie verschaffen – waartoe zij aldus toegang konden verkrijgen – die verzoekers niet in concreto weerleggen. De verwijzing naar het algemene document gevoegd onder stuk 4 is derhalve niet afdoende. Bovendien tonen verzoekers niet aan deze informatie te hebben gevoegd bij hun aanvraag zodat noch de gemachtigde noch de ambtenaar-geneesheer kunnen worden verweten ermee geen rekening te hebben gehouden. Het komt ook niet de Raad toe het stuk in de plaats van het bestuur te beoordelen. De Raad zou immers zijn bevoegdheid overschrijden indien hij rekening zou houden met elementen die niet aan verweerder werden voorgelegd.