Raad voor Vreemdelingenbetwistingen - 175.525 - 29-09-2016

Samenvatting

Verzoeker legt de volgende nieuwe stukken neer: twee brieven van de chef van het eiland Chula, een brief van de directeur van de koranschool Nuur op het eiland, een nationaliteitsverklaring van de Somalische ambassade te Brussel en een psychologisch attest. Ter terechtzitting voegt hij hier een aanvullende nota aan toe met vijf getuigenissen van Somaliërs die in België wonen.
Het CGVS meent dat deze documenten geen ‘nieuwe elementen’ zijn die de kans aanzienlijk groter maken dat de asielzoeker voor erkenning als vluchteling of voor subsidiaire bescherming in aanmerking komt (in de zin van artikel 57/6/2 Verblijfswet), omdat deze documenten onvoldoende zijn band met de Somalische staat aantonen.
 
De RvV stelt vast dat de nationaliteitsverklaring van de Somalische ambassade te Brussel  ontbreekt in het administratief dossier, ondanks de ontvangstbevestiging van DVZ. Het CGVS antwoordt hierover tijdens de debatten dat “de nationaliteitsverklaring geen enkele garantie biedt dat de daarin opgenomen gegevens juist zijn door de afwezigheid van de registers burgerlijke stand en archief in Somalië”. Volgens de RvV is zo’n algemeen argument niet voldoende en houdt het geen rekening met de zeer specifieke situatie van het eiland Chula. Ook oordeelt de RvV dat niet blijkt dat de situatie van de mentale gezondheid van de man en de verschillende getuigenissen in overweging werden genomen bij de beoordeling van de vierde asielaanvraag.
 
In het licht van deze nieuwe documenten, acht de RvV het raadzaam om de vrees voor vervolging van deze man te onderzoeken. Er bestaan immers ernstige aanwijzingen dat deze Somalische man aanspraak kan maken op internationale bescherming in de zin van artikel 48/3 of 48/4 Verblijfswet.