Raad voor Vreemdelingenbetwistingen - 239.307 - 30-07-2020

Samenvatting

Verzoeker voert in het tweede onderdeel aan dat de door de COVID 19-pandemie het onmogelijk is geworden om gevolg te geven aan het bevel om het grondgebied te verlaten. Vrijwillige terugkeer is tijdelijk stopgezet en uit de artikelen 7 en 8 van het ministerieel besluit van 23 maart 2020 houdende maatregelen om verspreiding van het coronavirus te beperken is het enkel mogelijk om essentiële reizen te maken vanuit België. Als verzoeker geen gevolg geeft aan het bevel om het grondgebied te verlaten kan hij aangehouden worden en kan hem een inreisverbod worden opgelegd. Verzoeker verwijst ook naar artikel 6.4 van de terugkeerrichtlijn waarbij kan worden afgezien van de afgifte van het bevel om het grondgebied te verlaten om humanitaire of andere reden en naar artikel 7 van de terugkeerrichtlijn dat voorziet om een passende termijn voor vrijwillig vertrek toe te kennen. Verzoeker meent dat de instructies van de overheid dan ook tegenstrijdig zijn.
 
De Raad merkt vooreerst op dat indien verzoeker meent dat het hem niet mogelijk is om binnen de aangeduide termijn gevolg te geven aan het grondgebied te verlaten, het hem vrij staat op grond van artikel 74/14 van de vreemdelingenwet om humanitaire redenen een verlenging van de termijn om het grondgebied te verlaten aan te vragen. Er blijkt niet dat de verzoeker actueel een dergelijk verzoek heeft ingediend. Daarnaast moet ook worden vastgesteld dat verzoeker reeds eerder meermaals een bevel om het grondgebied te verlaten heeft gekregen waaraan hij geen gevolg heeft gegeven. Verzoeker heeft zo geen gevolg gegeven aan het bevel om het grondgebied te verlaten van 9 augustus 2016, aan het bevel om het grondgebied te verlaten van 6 maart 2017 en aan het bevel om het grondgebied te verlaten van 29 september 2017.
 
Waar verzoeker aldus aanvoert dat hij door de COVID 19-pandemie geen gevolg zal kunnen geven aan het bevel om het grondgebied te verlaten waardoor hij het risico loopt op een inreisverbod, blijkt aldus dat de verzoeker reeds eerder bevelen om het grondgebied te verlaten heeft gekregen die hij evenmin heeft uitgevoerd. Waar hij betoogt dat hem wegens het niet naleven van het bevel een inreisverbod kan worden opgelegd, geldt dit net zozeer met betrekking tot de eerdere bevelen en maakt verzoeker niet aannemelijk dat hem alleen al daarom geen inreisverbod zou kunnen worden opgelegd. Verzoeker gaat er verder van uit dat hij hoe dan ook een inreisverbod zal krijgen wegens het niet naleven van het thans bestreden bevel. Een dergelijk betoog is hypothetisch. Verzoeker zal zijn grieven tegen het inreisverbod kunnen aanvoeren wanneer dit wordt gegeven. Tenslotte moet ook worden opgemerkt dat de duur van de pandemie onzeker is en dat niets erop wijst dat verzoeker niet in staat zal zijn gevolg te geven aan het bestreden bevel wanneer deze maatregelen opgeheven worden.