Raad voor Vreemdelingenbetwistingen - 270.812 - 31-03-2022

Samenvatting

Tot tweemaal toe weigert het CGVS de vluchtelingenstatus en de subsidiaire beschermingsstatus van verzoeker, die België binnenkwam als een niet-begeleide minderjarige met Afghaanse nationaliteit. Er bestond de vrees te worden gearresteerd door de Taliban omwille van het feit dat zijn vader werkt voor de politie of het leger. Verzoeker lijdt aan een autisme spectrum stoornis (ASS), heeft een verstandelijke beperking en concentratieproblemen. Dit bemoeilijkte het afleggen van volwaardige verklaringen in het kader van een verzoek tot internationale bescherming
 
Verweerder verklaart eerst en vooral dat bijzondere procedurele noden kunnen worden aangenomen in hoofde van verzoeker als niet-begeleide minderjarige. In het licht hiervan werden er dan ook steunmaatregelen gegeven aan verzoeker. Desalniettemin merkt verweerder op dat de consultaties bij de kinder- en jeugdpsychiater dateren van na het persoonlijk onderhoud met het CGVS zodat verweerder er vanuit gaat dat vóór of tijdens het onderhoud verzoeker geen psychische klachten had.
 
In zijn verzoekschrift verwijt de verzoekende partij de verwerende partij in essentie dat hij geen effectief onderzoek heeft gevoerd naar verzoekers psychische toestand, dat hij geen afdoende procedurele waarborgen heeft geboden en dat hij geen enkele impact heeft gegeven aan de psychische toestand van verzoeker op de bewijslast en het geloofwaardigheidsonderzoek.
 
Het kernpunt in deze zaak is in welke mate verzoekers mentale problemen en verstandelijke beperking een impact kunnen hebben gehad op het verloop van het persoonlijk onderhoud en op verzoekers mogelijkheid om volwaardige verklaringen af te leggen. Hierbij moet in het bijzonder rekening worden gehouden met het gegeven dat verzoeker pas 12 jaar oud was op het moment van zijn persoonlijk onderhoud bij het CGVS. Het CGVS heeft een inspanningsverbintenis om verzoekers met bijzondere procedurele noden te herkennen. Daarnaast rust er op de commissaris-generaal ook een samenwerkingsplicht.
 
Het staat een verzoeker vrij om in een latere fase van de procedure elementen te signaleren die duiden op bijzondere procedurele noden. De Raad stelt vast dat verwerende partij geen gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid om een ambtenaar-geneesheer aan te duiden die een medisch onderzoek zou verrichten. Verder duidt de Raad tevens op het hoger belang van het kind dat een doorslaggevende overweging is die de commissaris-generaal moet leiden tijdens het onderzoek van het verzoek om internationale bescherming.
 
De twijfel die de Raad ook eerder had over de mate waarin verzoeker bij machte mag worden geacht om het persoonlijk onderhoud te volbrengen en in dit kader volwaardige verklaringen af te leggen speelt nog steeds in het voordeel van verzoeker. Verder onderzoek naar bijkomende procedurele noden in het licht van verzoekers mentale problemen en verstandelijke beperking dringt zich op. De Raad besluit aldus tot een vernietiging van de bestreden beslissing.