Raad voor Vreemdelingenbetwistingen - 255.358 - 31-05-2021

Samenvatting

Zoals reeds werd aangehaald, betwist verweerder niet dat de voorgelegde nationaliteitsverklaring de volledige naam, de geboorteplaats en -datum en de nationaliteit van de betrokkene vermeldt, dat zij is uitgereikt door de bevoegde overheid en dat zij toelaat een fysieke band vast te stellen tussen de titularis en de betrokkene. Verweerder heeft enkel geoordeeld dat niet is voldaan aan de vereiste dat het document niet mag zijn opgesteld op basis van loutere verklaringen van de betrokkene.
 
In tegenstelling tot wat verweerder stelt, volgt uit het gegeven dat de nationaliteitsverklaring is afgeleverd op vraag van verzoeker nog niet dat de inhoud van dit stuk louter steunt op zijn verklaringen, of er twijfel rijst hieromtrent. Dergelijke verklaringen worden ook zo goed als altijd afgeleverd op vraag van de betrokkene, en niet op eigen initiatief van de (buitenlandse) overheid. Inhoudelijk kan in het voorgelegde stuk worden gelezen dat de Somalische ambassade in België “verklaart dat” de persoon met de vermelde volledige naam en geboortedatum en -plaats van Somalische nationaliteit is, zodat verzoeker kan worden gevolgd waar hij stelt dat deze ambassade bevestigt dat de persoon met deze identiteitsgegevens de Somalische nationaliteit heeft. Er blijkt geenszins dat deze nationaliteitsverklaring louter zou steunen op verzoekers eigen verklaringen.
 
Gelet op wat voorafgaat, acht de Raad het kennelijk onredelijk en niet getuigen van een zorgvuldige feitenvinding waar in de bestreden beslissing, met betrekking tot de voorgelegde nationaliteitsverklaring, wordt geoordeeld dat deze niet voldoet aan de vereiste dat zij niet is opgesteld op basis van loutere verklaringen van de betrokkene. In de nota met opmerkingen geeft verweerder aan dat dit volgens hem volgt uit het gegeven dat de verklaring is afgeleverd op vraag van verzoeker, maar dit gegeven volstaat niet om vast te stellen dat de inhoud van dit stuk louter steunt op de eigen verklaringen van verzoeker.
 
De Raad voegt hier volledigheidshalve aan toe dat in het kader van de beoordeling van de door verzoeker ingediende verzoeken voor internationale bescherming zijn Somalische nationaliteit op zich ook niet in twijfel werd getrokken.