Rechtbank van eerste aanleg Antwerpen - 15/3430/A - 4-05-2016

Samenvatting

Wanneer hij evenwel de nietigverklaring, ondergeschikt de echtscheiding, vordert voor een Belgische rechtbank, stelt zich de vraag naar de al dan niet erkenning van het huwelijk in de Belgische rechtsorde.
 
Eiser kan meer bepaald voor een Belgische rechtbank maar de nietigverklaring van zijn huwelijk (of de echtscheiding) vorderen in de mate dat hij in België als gehuwde erkend is.
 
De buitenlandse huwelijksakte op zich volstaat daartoe geenszins (Cass. 15 mei 2015, C.14.0295.N).
 
(…)
 
Het feit dat de Dienst Vreemdelingenzaken op grond van het huwelijk een visum heeft afgeleverd, impliceert geenszins dat erga omnes zou gelden dat het huwelijk in België als erkend moet beschouwd worden. In de logica van de de plano erkenning van buitenlandse akten, zoals voorzien in artikel 27 WIPR, wordt de zogenaamde “conflictrechtelijke toetsing” verricht door elke overheid die met de buitenlandse akte geconfronteerd wordt. Alleen een in kracht van gewijsde gegane rechterlijke beslissing die de akte erkent of weigert te erkennen is definitief en binden voor alle overheden.
 
Wanneer de staat van een persoon (gehuwd of niet) zoals in casu een “voorvraag” vormt in het jader van een procedure die voor een rechtbank aanhangig is, laat de de plano erkenning, zoals voorzien in artikel 27 WIPR, toe dat de rechter zich tevens over de al dan niet erkenning uitspreekt.
 
In geval van niet erkenning van het buitenlands huwelijk zullen de vordering tot nietigverklaring (op grond van artikel 146bis B.W.) en de tegenvordering tot toekenning van het voordeel van het putatief huwelijk, alsook de ondergeschikte vordering tot echtscheiding, door de Belgische rechter zonder voorwerp dienen te worden verklaard en zal, eens de beslissing definitief zou zijn, erga omnes gelden dat met het buitenlands huwelijk in de Belgische rechtsorde geen rekening kan worden gehouden en eiser derhalve als ongehuwd dient te worden beschouwd. Het vonnis zal dan kunnen gelden als bewijs van ongehuwde staat in de Belgische rechtsorde in de zin van artikel 64 §1, 4° B.W.
 
In geval van erkenning van het buitenlands huwelijk, zullen de vorderingen tot nietigverklaring (op grond van artikel 146bis B.W.) en de tegenvordering tot toekenning van het voordeel van het putatief huwelijk zonder voorwerp dienen te worden verklaard en kan geoordeeld worden over de vordering tot echtscheiding.
 
(…)
 
Het geheel van de dossiergegevens en de chronologie van de gebeurtenissen, vormen voldoende gewichtige, bepaalde en met elkaar overeenstemmende vermoedens die aantonen dat verzoekers bij het aangaan van het huwelijk niet de daadwerkelijke intentie hadden een duurzame levensgemeenschap tot stand te brengen en dat het huwelijk er enkel op gericht was verzoekster een verblijfsrechtelijk voordeel te verschaffen.
 
Het huwelijk is bijgevolg in strijd met de openbare orde en kan derhalve niet worden erkend.
 
De vordering tot nietigverklaring (op grond van artikel 146bis B.W.) en de tegenvordering tot toekenning van het voordeel van het putatief huwelijk, alsook de ondergeschikte vordering tot echtscheiding, dienen derhalve zonder voorwerp te worden verklaard.