Rechtbank van eerste aanleg Antwerpen - 14/564/A - 27-05-2015

Samenvatting

Door artikel 23/1 WBN wordt een bijkomende sanctie opgelegd, in casu een burgerlijke sanctie, aan wie de Belgische nationaliteit heeft verkregen op basis van een huwelijk met een Belg, dat een schijnhuwelijk is gebleken.
Dergelijke sanctie is uit de aard personeel en dient restrictief te worden toegepast.
Deze kan niet worden opgelegd aan wie zich niet schuldig heeft gemaakt aan een bedrieglijke handelswijze.
Derde en vierde verweersters waren minderjarig toen hun moeder betreffend huwelijk afsloot en waren daarbij geen partij.
Aan hen kan derhalve geen sanctie worden opgelegd die verbonden is aan de gepleegde fraude.
Verder dient vastgesteld te worden dat het Hof van Cassatie in het arrest dd. 23 januari 2015 overwoog dat het rechtsbeginsel “fraus omnia corrumpit” eraan in de weg staat dat het bedrog de dader voordeel verschaft, om tot verwerping van het cassatieberoep te komen.
Derde en vierde verweersters kunnen in casu niet als daders worden aanzien, zodat wat hen betreft een noodzakelijke overweging ontbreekt om tot het besluit te kunnen komen dat zij geen rechten zouden kunnen ontlenen aan het huwelijk van hun moeder.