Rechtbank van eerste aanleg
Brussel
19/1603/B
Nationaliteit – nationaliteitsverklaring – art. 12bis, § 1, 2° WBN – bewijs maatschappelijke integratie – vijf jaar onafgebroken als werknemer of zelfstandige gewerkt hebben – verzoeker heeft twee maanden ouderschapsverlof opgenomen – begrip ‘arbeidsdag’ enkel van toepassing in het kader van voorwaarde economische participatie – geen afbreuk aan onafgebroken tewerkstelling door beperkte periodes van ouderschapsverlof of zwangerschapsrust – gegrond – toekenning Belgische nationaliteit

In zijn schriftelijke, negatieve advies van 16.08.2019 verzet de procureurdes Konings zich om reden dat verzoeker niet bewijst dat hij voldoet aan de grondvoorwaarde van de maatschappelijke integratie, voorwaarde die onder meer vervuld is indien men gedurende de vijf jaar voorafgaand aan de aanvraag onafgebroken als werknemer of zelfstandige heeft gewerkt. De procureur des Konings voert aan dat deze voorwaarde niet vervuld is, nu verzoeker in 2018 twee maanden ouderschapsverlof heeft opgenomen, zodat er sprake is van een onderbreking in zijn tewerkstelling, die niet wordt gelijkgesteld met tewerkstelling conform de vigerende wetgeving (werkloosheidsreglementering).

 

(…)

 

Het begrip (gelijkgestelde) “arbeidsdag” waarop de procureur des Konings alludeert, wordt enkel expliciet gehanteerd in het Wetboek van de Belgische Nationaliteit in het kader van de economische participatie.

 

Aan de vereist van de onafgebroken “tewerkstelling” gedurende de voorbije vijf jaar, als bewijs van de maatschappelijke integratie, wordt geen afbreuk gedaan door beperkte periodes van ouderschapsverlof of zwangerschapsrust (zie ook S. Vandromme, Knelpunten van de burgerlijke stand en de Belgische nationaliteitswergeving, CBR, Universiteit Antwerpen, 2014, p. 44).