Rechtbank van eerste aanleg Gent - 20/1055/B - 22-12-2022

Samenvatting

Rest de vraag of Palestina verzoekers als haar onderdanen aanziet krachtens haar wetgeving. De term ‘wetgeving’ bedoeld in artikel 1.1 van het Staatlozenverdrag moet in ruime zin geïnterpreteerd worden, zodat niet is vereist dat een werkelijke Palestijnse ‘wetgeving’ bestaat die gedetailleerd regelt op welke manier de Palestijnse nationaliteit verworven wordt of verloren gaat. Het volstaat dat Palestina op grond van het rechtstelsel dat er voorhanden is, verzoekers als haar onderdanen beschouwt.
 
In zijn advies voorafgaand aan het arrest d.d. 19 november 2021 (C.21.0095.F) schrijft advocaat-generaal Thierry Werquin (in vrije vertaling):
 
(…)
- de Palestijne vluchteling die is ingeschreven in de UNRWA-registers maar niet meer verblijft in de operatiezone van het UNRWA en bijgevolg niet meer geniet van de hulp en bescherming van het UNRWA, in de regel staatloos is
(…)
 
Verzoekers beschikken over geen enkel Palestijns document. Ze zijn niet ingeschreven in de registers van de Palestijnse Nationale Autoriteit. Zij zijn als Palestijnse vluchtelingen geregistreerd bij het UNRWA en ook in Syrië waren zij ingeschreven als Palestijnse vluchtelingen. Ze beschikken over Syrische paspoorten voor Palestijnse vluchtelingen. Ze zijn geboren en getogen in Syrië tot zij dat land hebben verlaten in 2014 (vader) respectievelijk 2016 (de drie kinderen) en naar Europa zijn verhuisd.
 
Gelet op deze gegevens en eensluidend met voormeld advies van advocaat-generaal Thierry Werquin is de rechtbank van oordeel dat verzoekers aantonen dat Palestina hen niet als onderdaan beschouwt.