Rechtbank van eerste aanleg Kortrijk - 22/1157/B - 27-04-2023

Samenvatting

Twee Afghaanse onderdanen sloten op 25 december 2019 een huwelijk af op de Afghaanse diplomatieke post in Peshawar, Pakistan. De echtgenote kreeg een visum gezinshereniging op basis van dit huwelijk. De Dienst Vreemdelingenzaken (DVZ) erkende dus impliciet het Afghaanse huwelijk maar in het rijksregister stonden beide echtgenoten nog altijd vermeld als niet-verwant.
De ambtenaar van burgerlijke stand weigerde de Afghaanse huwelijksakte te erkennen omdat ze niet gelegaliseerd was. De huwelijksakte voldeed niet aan de legalisatievereiste van artikel 30 Wetboek IPR (WIPR).
 
Afghaanse documenten worden sinds de machtsovername door de Taliban op 15 augustus 2021 niet meer gelegaliseerd door de bevoegde Belgische ambassade in Islamabad. Er is dus sprake van een situatie van overmacht.
 
De rechter spreekt een declaratief vonnis uit ter vervanging van de Afghaanse huwelijksakte in toepassing van artikel 26 in combinatie met artikel 35 Burgerlijk Wetboek. Deze artikelen bepalen dat als een akte van de burgerlijke stand vernietigd of verloren is gegaan, ze kan worden vervangen door een vonnis. De rechter geeft een ruim toepassingsgebied aan deze bepalingen en past ze ook toe in dit geval waarin de betrokkenen door overmacht onmogelijk een (gelegaliseerde) akte van burgerlijke stand kunnen voorleggen. Het uitgesproken vonnis zal gelden als huwelijksakte.