Rechtbank van eerste aanleg Luik - 17/7/C - 3-02-2017

Samenvatting

De man in kwestie werkte sinds 2014 met een arbeidskaart B in een Chinees restaurant. Zijn tijdelijke verblijfskaart werd in augustus 2015 echter niet verlengd, omdat hij bij de aanvraag tot verlenging geen geldige arbeidskaart B voorlegde. De man beschikte wel degelijk over een arbeidskaart B, maar had deze niet toegevoegd bij zijn aanvraag tot verlenging van zijn verblijfskaart.
 
De rechtbank stelt vast dat verzoeker niet bij de pakken bleef zitten sinds zijn verblijf onwettig geworden is. Hij diende beroep in tegen het bevel om het grondgebied te verlaten en tegen de weigering om een nieuwe arbeidskaart B af te leveren. Ook diende hij een nieuwe aanvraag voor een arbeidskaart B in. Verzoeker bevindt zich in een vicieuze cirkel doordat zijn arbeidskaart geweigerd omwille van zijn onwettig verblijf, terwijl zijn verblijf geweigerd wordt bij gebrek aan arbeidskaart. Deze situatie rechtvaardigt een procedure bij hoogdringendheid.
 
Volgens de Belgische staat beschikt verzoeker niet over een wettig belang bij de procedure. Hij werd immers betrapt op zwartwerk en kreeg een inreisverbod van twee jaar. De rechtbank stelt echter dat verzoeker zich in onwettig verblijf bevindt als gevolg van het systeem waarbij zowel de federale als de gewestelijke overheid een beslissing moeten nemen voordat een verblijf kan worden toegekend. Dit systeem is in strijd met de Single Permit-richtlijn, die door België niet tijdig werd omgezet.
 
Verzoeker meent duurzaam verankerd te zijn in België en in aanmerking te komen om op legale wijze te werken. Hij heeft dit recht niet kunnen afdwingen door de specificiteit van het Belgische systeem dat het afleveren van een arbeidskaart en een verblijfskaart uit elkaar trekt door de bevoegdheid toe te wijzen aan twee verschillende overheden. Aangezien dit systeem in strijd is met het Europese recht, acht de rechtbank de motivering van verzoeker gegrond.