Rechtbank van eerste aanleg Luik - 16/201/C - 7-09-2016

Samenvatting

Een buitenlandse student moet beschikken over een minimuminkomen van 617 euro per maand. Het maandelijkse salaris van de garant moet minimaal gelijk zijn aan de armoedegrens in België (1000 euro per maand) vermeerderd met de familiale lasten van de garant (150 euro per persoon). In casu 1000 euro + 617 euro + (2 x 150 euro) = 1917 euro. Het inkomen van de garant in deze zaak is lager. Enkel het bedrag van 617 euro is wettelijk bepaald. De overige bedragen worden door de Belgische staat naar keuze bepaald.
 
Als de kinderbijslag niet meetelt voor de berekening van het inkomen van de garant, dan moet het kindergeld wel in overweging worden genomen om te bepalen welk bedrag van de familiale lasten door de garant zelf gedragen wordt. Er moet ook rekening gehouden worden met de inkomsten van de partner van de garant, ookal zijn zij niet gehuwd. Het spreekt voor zich dat hij bijdraagt in de lasten van de twee kinderen die deel uitmaken van het gezin.
 
Rekening houdend met de inkomsten van de garant en haar partner en de leeftijd van de kinderen ten laste, kunnen deze lasten geschat worden op 300 euro/maand voor het jongste kind en 500 euro/maand voor het oudste kind. De kinderbijslag dekt hiervan 170 euro voor het jongste kind en 248 euro voor het oudste kind. Rekening houdend met de inkomens, kan worden geschat dat de partner van de garant 40% van de overige kosten voor zijn rekening neemt. De garant dient dus te beschikken over 60% van 130 euro (78 euro) en van 252 euro (151 euro).
 
De berekening van de Belgische staat moet bijgevolg worden verbeterd als volgt met betrekking tot de kinderen ten laste: 78 euro + 151 euro = 229 euro, in plaats van 300 euro.
 
De berekening voor de garantstelling is dus als volgt: 1000 + 229 + 617 euro = 1846 euro.
 
Bijgevolg kan wel garant gestaan worden voor verzoekster. De aanvraag is gegrond.