Rechtbank van eerste aanleg Brugge - 12/1785/B - 15-01-2013

Samenvatting

Uit de voorliggende stukken blijkt dat de legalisatie van de voorliggende huwelijksakte niet kan gebeuren door een van de instanties zoals bedoeld in artikel 30 §2 WIPR. Kennelijk is er sprake van een overmachtssituatie. De legalisatie van een Iraakse huwelijksakte op datum van het huwelijk op 20 augustus 2010 blijkt tot op heden de facto onmogelijk gezien de oorlogssituatie in Irak (gestaafd door een attest d.d. 5 oktober 2012 van de FOD Buitenlandse Zaken, dienst legalisaties, stnk 5 van verzoekers). De Dienst Vreemdelingenzaken erkende het huwelijk wel al. Zij gaf immers een visum gezinshereniging aan verzoekster (stukken 6a, 6b, 8a en 3b van verzoekers). De huwelijkse status van verzoekers wordt ook bevestigd door hun nationale identiteitskaarten zoals gevoegd onder stukken 7a en 7b van verzoekers. In de geschetste omstandigheden wordt afdoende bewijs geleverd van de rechtsgeldigheid van het huwelijk d.d. 20 augustus 2010 gesloten in Bagdad. Daaraan moeten de nodige rechtsgevolgen verleend worden, zoals hierna bepaald. De rechtbank kan weliswaar een derde persoon, vreemd aan deze procedure, niet bevelen of verplichten tot het stellen van bepaalde rechtshandelingen, in de mate dat de Ambtenaar van de Burgerlijke Stand een eigen verantwoordelijkheid heeft en het Openbaar Ministerie, dat als adviserend orgaan in huidige procedure werd betrokken, het nodige toezicht kan uitoefenen overeenkomstig artikel 53 Burgerlijk Wetboek. Uit samenlezing van artikelen 40 en 164 van de Grondwet volgt dat de rechtbank geen beslissingen kan nemen die toekomen aan de gemeentelijke overheid en/of aan de Ambtenaar van de Burgerlijke Stand. De beslissing van de rechtbank heeft in alle opzichten een relatief rechterlijk gewijsde, in de zin van en overeenkomstig artikel 23 en volgende Gerechtelijk Wetboek. Deze beslissing van de rechtbank heeft in meerdere opzichten een beperkt gezag van gewijsde, in die zin dat:- de beoordeling gebeurt op basis van de aan haar ter beschikking gestelde informatie, gegevens en/of stukken;- de vastgestelde rechts(on)geldigheid van de buitenlandse huwelijksakte tussen verzoekers beoordeeld werd in functie van de beslissing van de overheid (en onderliggende motieven) die de geldigheid van de akte weigerde te erkennen;- de beoordeling de overheid (Ambtenaar van de Burgerlijke Stand) bindt, nadat deze gerechtelijke beslissing kracht van gewijsde heeft verworven (conform artikel 1031 iuncto artikel 28 Gerechtelijk Wetboek). Andere overheden zijn niet door de beslissing gebonden en zij kunnen in voorkomend geval een andere, zelfs tegenstrijdige beslissing nemen, bij de beoordeling van dezelfde authentieke akte.- de beslissing de rechten van derden onverlet laat (zie artikel 27, § 1 iuncto 23, § 3 WIPR samengelezen met artikel 1125 Gerechtelijk Wetboek en artikel 1033-1034 Gerechtelijk Wetboek);- het verzoek tot erkenning van een buitenlandse authentieke akte zich onderscheidt van het bestaan van deze akte (artikel 29 WIPR) en van de bewijskracht ervan (geregeld door artikel 28 WIPR). De vermelding of overschrijving van een authentieke akte is de (loutere) toepassing van de erkenning van een buitenlandse akte (artikel 27 iuncto artike131 §1 WIPR). Iedere vordering in de zin van een "bevel" is strijdig met artikel 164 van de Grondwet. Conform artikel 164 Grondwet behoren het opmaken van de akten van de burgerlijke stand en het houden van de registers bij uitsluiting tot de bevoegdheid van de gemeentelijke overheid. De "samenhangende" vorderingen van verzoekers kunnen derhalve geen ruimere draagwijdte kennen dan wat wettelijk wordt bepaald.