Rechtbank van eerste aanleg
Brussel
2011/1530/C
Art. 12bis, § 1, 2° WBN - Belgische vader - dochter - nationaliteitsverklaring - Belgisch consulaat - negatief advies procureur - beroep rechtbank eerste aanleg - persoonlijke verschijning vereist - visumaanvraag - kort verblijf - weigering - discretionaire bevoegdheid overheid - zonder rechtsmacht

Enkel als een rechtzoekende titularis is van een subjectief recht waarvoor de bevoegdheid van de administratieve overheid volledig gebonden is, kan hij zich wenden tot de burgerlijke rechtbanken met een vordering die hij richt tegen die overheid en die ertoe strekt die overheid tot bepaalde gedraging te verplichten. Het voorwerp van de huidige vordering is de vrijwaring van haar recht op het bekomen van de Belgische nationaliteit. Het werkelijk en rechtstreeks voorwerp van haar vordering is de vrijwaring van haar recht op het bekomen van een visum kort verblijf dat ze nodig heeft om in de huidige procedure voor de rechtbank te verschijnen. Bij de beoordeling van artikel 12bis, § 1, 2° WBN en van de vraag of een visum kort verblijf kan gegeven worden conform de Gemeenschappelijke Visumcode beschikt de Belgische staat over een discretionaire beoordelingsbevoegdheid. Bij de beoordeling van de huidige vordering zou de kortgedingrechter zich in de plaats van de overheid moeten stellen en afwegingen maken die enkel de overheid kan maken bij het uitoefenen van de discretionaire bevoegdheid. De kort gedingrechter heeft geen rechtsmacht om de vordering te beoordelen.