Dringende medische hulp (DMH)

In het kort

Als je in België onwettig verblijft en behoeftig bent, kom je in aanmerking voor dringende medische hulp als je medische zorg nodig zou hebben. Dit recht verloopt via het OCMW van je gewoonlijke verblijfplaats. Je stelt best je vraag om tussenkomst op voorhand bij het OCMW. Een aanvraag kan ook gebeuren vanuit een zorgverstrekker, aan wie je een toestemming geeft.

Wat is DMH?

Dringende medische hulp voor mensen zonder wettig verblijf  kan het volgende bevatten:

  • zowel preventieve als curatieve medische zorg. Nazorg in het kader van besmettelijke ziekten wordt expliciet vernoemd in het KB
  • zowel ambulante zorg als zorg in een verplegingsinstelling

De wetgever heeft verder niet bepaald op welke medische zorg mensen zonder wettig verblijf recht hebben en op welke niet. Het is aan de behandelende arts om te bepalen of de medische zorgverstrekking noodzakelijk is om de lichamelijke en geestelijke integriteit van de persoon te beschermen. Als de persoon ook voldoet aan de voorwaarden die het OCMW nagaat, worden de medische kosten ten laste genomen. 

De federale overheid (POD-MI of HZIV) komt in de praktijk tussen in medische zorg en medicatie waarvoor er voor verzekerden een terugbetaling voorzien is van RIZIV.

Het kan bijvoorbeeld gaan om:

  • een bezoek aan een huisarts, tandarts,…
  • onderzoeken die noodzakelijk zijn om tot een juiste diagnose te komen (echografie, een RX onderzoek, een scan)
  • een ingreep en de revalidatie na een ingreep (bijvoorbeeld kinesitherapie)
  • medicatie

Dringende medische hulp kan verstrekt worden door artsen en tandartsen. Dringende medische hulp kan op voorschrift ook worden verstrekt door apothekers en paramedici, bijvoorbeeld door:

  • vroedvrouwen
  • kinesisten
  • orthopedisten
  • bandagisten
  • logopedisten
  • ...

Uit het bovenstaande blijkt dat dringende medische hulp veel ruimer is dan ‘hoogdringende geneeskundige hulpverlening’ die onmiddellijk vereist is na een ongeval of bij een ernstige ziekte.

Vallen niet onder dringende medische hulp:

  • kosten van voeding
  • kosten van kleding
  • kosten van huisvesting

Lees in het rechtspraakoverzicht 'dringende medische hulp' wat de rechtspraak onder het begrip 'dringend' verstaat en welk type zorg in aanmerking komt.

Voorwaarden voor DMH

Er zijn 3 voorwaarden waaraan moet voldaan worden:

De hulpvrager heeft geen geldig verblijfsdocument (meer) in België, en bevindt zich niet in de gewettigde periode van kort verblijf (maximaal 90 dagen verblijf op 180 dagen), met of zonder visum (plicht). Het is de bevoegdheid van de Dienst Vreemdelingenzaken om vast te stellen of een vreemdeling wettig of onwettig op het grondgebied verblijft. In de praktijk voert het OCMW echter het onderzoek uit naar onwettig verblijf - onder andere door het rijksregister te consulteren en door de mogelijks aanwezige documenten van de hulpvrager te onderzoeken. 

Let op!  Uitzondering op de voorwaarde van onwettig verblijf voor bepaalde Unieburgers. 

 Als Unieburger met een bijlage 19 en als gezinslid ervan met een bijlage 19 of bijlage 19ter, ben je als 'werkzoekende' uitgesloten van een tussenkomst voor steun in het kader van maatschappelijke dienstverlening, en als 'student' en als 'economisch niet- actieve met voldoende bestaansmiddelen' ben je uitgesloten tijdens de eerste 3 maanden van je verblijf. Ook het familielid van een Belg is in deze fase uitgesloten van maatschappelijke dienstverlening. Dit met uitzondering van het recht op DMH. Na 3 maanden heb je in die situaties wel recht op maatschappelijke dienstverlening, waaronder een OCMW-tussenkomst in de medische kosten, als je aan de voorwaarden voldoet.

De behoeftigheid moet blijken uit een sociaal onderzoek gevoerd door het OCMW. In het sociaal onderzoek gaat het OCMW behalve de inkomsten van de hulpvrager ook de mogelijke andere betalingsregelingen na. Het OCMW mag bijvoorbeeld vragen dat de hulpvrager zonder wettig verblijf de juiste stappen zet om een wettig verblijf te krijgen, als dit mogelijk lijkt. Deze vraag kadert in de voorwaarde om de bestaande rechten uit te putten. Een wettig verblijf kan het recht op ziekteverzekering openen in België. Het OCMW mag echter niet vragen om nutteloze procedures op te starten of dilatoire aanvragen in te dienen.

De behandelende arts stelt een attest dringende medische hulp op. Dit moet minimaal de identiteitsgegevens van de hulpvrager bevatten, de datum van de verstrekte zorg, en de identificatie en handtekening van de arts. Binnen Mediprima wordt er gewerkt met een standaardformulier hiervoor.

Bij medische zorg in een ziekenhuis bewaart het ziekenhuis het attest. Bij medische zorg buiten het ziekenhuis wordt het attest opgestuurd naar het bevoegd OCMW, dat het attest bewaart. De attesten dienen aanwezig te zijn voor mogelijke controles van de federale overheid/POD-MI.

Het attest 'dringende medische hulp' stelt de dringende noodzakelijkheid van de zorg vast. Enkel een door het RIZIV erkende arts of tandarts kan het attest opstellen.

Het is niet toegestaan om bijkomende voorwaarden op te leggen bovenop de 3 wettelijke voorwaarden - bijvoorbeeld door te eisen dat de hulpvrager een geldig identiteitsdocument kan voorleggen, of een adres kan opgeven.

Als verzorging in het land van herkomst beschikbaar is, is dat geen reden om dringende medische hulp te ontzeggen.

Het OCMW mag de DMH niet weigeren omdat de hulpvrager niet bereid is om in te tekenen op vrijwillige terugkeer of op materiële opvang (bijvoorbeeld in een open terugkeercentrum).  

Stappen voor tussenkomst in de medische kosten bij DMH

De aanvraag van de hulpvrager kan in persoon gebeuren bij het OCMW of kan binnenkomen via een zorgverlener of ziekenhuis. Een aanvraag vanuit (de sociale dienst van) het ziekenhuis of een zorgverstrekker bevat best de identiteitsgegevens, het adres, de contactgegevens en indien mogelijk ook de handtekening van de hulpvrager.

Het OCMW gaat na of het bevoegd is.

Algemene regel: gewoonlijke verblijfplaats

Het OCMW van de gewoonlijke verblijfplaats is bevoegd voor het toekennen van dringende medische hulp. De gewoonlijke verblijfplaats is de plek waar het centrum van de belangen van de hulpvrager ligt. Het vaststellen hiervan is een feitenkwestie, gebaseerd op de informatie die de maatschappelijk werker verzamelt via het sociaal onderzoek. Een mogelijke plaats van domicilie is hiervoor niet bepalend, als blijkt dat de persoon feitelijk ergens anders verblijft.

Een OCMW dat zich territoriaal onbevoegd verklaart, heeft als taak om de aanvraag binnen de 5 kalenderdagen over te maken aan het OCMW dat het wel bevoegd acht, en de hulpvrager hierover te informeren. Bij een bevogdheidsconflict kan het tweede OCMW zich wenden tot POD-MI om het conflict te beslechten. Dit gebeurt via een standaard procedure, en is meestal binnen de 5 werkdagen uitgesproken.

Uitzonderingen
  1. Het OCMW van de plaats van de zorgverstrekking kan uitzonderlijk bevoegd zijn als:
    • het gaat over onvoorziene omstandigheden en
    • de zorg dringend en noodzakelijk moet worden toegediend en
    • de aanvraag gebeurt tijdens het verblijf van de patiënt in het ziekenhuis of de verblijfplaats van de patiënt kan niet achterhaald worden

      Ziekenhuisrekeningen achteraf betalen is in dit geval nooit 'dringend en noodzakelijk'. Hiervoor blijft het OCMW van de gewoonlijke verblijfplaats bevoegd

  2. Bij een ziekenhuisopname blijft het oorspronkelijk OCMW bevoegd voor gans de hospitalisatie. Als de patiënt bij voorbeeld zou verhuizen tijdens een hospitalisatie wisselt de bevoegdheid niet meer na opname.
  3. Bij een uitgeprocedeerde verzoeker om internationale bescherming die een verlengd recht op opvang geniet, blijft Fedasil bevoegd zolang het recht op opvang blijft bestaan.

Er moet vastgesteld worden dat de hulpvrager onwettig verblijft op het grondgebied. Dit is de bevoegdheid van DVZ, maar in de praktijk onderzoekt het OCMW dit zelf door het rijksregister te consulteren, vragen te stellen aan de hulpvrager en zijn documenten na te kijken.

In het sociaal onderzoek gaat het OCMW na of de hulpvrager behoeftig is, en of er andere betalingsregelingen dan een tussenkomst via het OCMW mogelijk zijn. Het OCMW treedt enkel residuair op.

Medewerking aan het sociaal onderzoek is verplicht opdat de kosten ten laste genomen zullen worden door de federale overheid. Weigering tot medewerking door de hulpvrager kan resulteren in een weigering tot tussenkomst van het OCMW.

Lees meer over het sociaal onderzoek in het kader van DMH

In het ideale scenario kan een OCMW een sociaal onderzoek uitvoeren vóór de zorgverstrekking gebeurt. Een aantal OCMW’s voorzien daarom in de mogelijkheid tot een ‘preventieve aanmelding’, waarbij personen zonder wettig verblijf zich mogen aanmelden bij het OCMW nog voor er sprake is van nood aan zorg. Zo heeft het OCMW alle tijd om het sociaal onderzoek grondig uit te voeren.

De volgende aandachtspunten kunnen hiertoe handig zijn:

  • Bij de mogelijkheid tot een preventieve aanmelding worden mensen zonder wettig verblijf op het grondgebied van het OCMW actief aangemoedigd zich te melden bij het OCMW, zonder dat ze noodzakelijk ziek zijn en nood hebben aan zorg. Dit kan bij voorbeeld via folders of door aanmoedigend mond-aan-mond-reclame
  • Om contactmomenten en werklast te beperken kan het OCMW werken met medische kaarten van 3 maanden, en met beslissingen in Mediprima die ook dekken voor drie maanden. Medische kaarten steeds individueel en op naam aanmaken.

Na het voeren van het sociaal onderzoek neemt het OCMW al dan niet de beslissing om te kosten ten laste te nemen. De beslissing wordt schriftelijk overgemaakt aan de hulpvrager. Als de beslissing negatief is, kan de hulpvrager kiezen om in beroep gaan bij de bevoegde arbeidsrechtbank. Het beroep moet ingediend worden binnen de drie maanden na het betekenen van de beslissing

Bij tenlasteneming van de kosten voert het OCMW de beslissing in bij de databank Mediprima en geeft het de hulpvrager de beslissing in de vorm van een informatieblad of een ‘medische kaart’ met het INSZ-nummer van de hulpvrager.

Aandachtspunten: administratie DMH 'op twee sporen'

Voorlopig kunnen nog niet alle zorgverstrekkers zich aansluiten op de databank Mediprima van de POD Maatschappelijke Integratie. Dit is gekoppeld aan de mogelijkheid om elektronisch te factureren, wat voor huisartsen nog niet wettelijk geregeld is. Zolang niet alle hulpverleners zich kunnen aansluiten verloopt de hulpverlening van het OCMW bij DMH ‘op twee sporen’.

Voor een tussenkomst in de medische kosten in een ziekenhuis (met of zonder opname) verloopt de regeling via Mediprima en de betaling van de factuur door HZIV.

Voor een tussenkomst buiten het ziekenhuis, bijvoorbeeld bij een huisarts of tandarts, verloopt het via een klassieke betalingsverbintenis van het OCMW, tenzij de zorgverstrekker zich heft aangesloten op Mediprima. Het OCMW betaalt dan de hulpverlener, en wordt terugbetaald door de federale overheid als aan alle voorwaarden voldaan is. De betalingsverbintenis kan eenmalig zijn, maar kan ook voor een langere periode uitgereikt worden, in de vorm van een ‘medische kaart’.

Een betalingsverbintenis in Mediprima of een medische kaart kunnen dekking bieden voor maximaal 3 maanden en is verlengbaar als er een nieuw sociaal onderzoek wordt uitgevoerd.

Enkel hulpvragers zonder Belgische ziekteverzekering kunnen in Mediprima ingevoerd worden.

De zorgverstrekker attesteert dat het om DMH gaat.

De POD MI ontwierp de volgende modeldocumenten omtrent de hulpverlening in het kader van DMH en Mediprima:

Het modelattest dringende medische hulp van de POD-MI moet verplicht gebruikt worden voor zorg in het ziekenhuis. Het attest blijft bewaard in het dossier in het ziekenhuis als de zorg daar uitgevoerd is. De facturatie gebeurt binnen Mediprima via de Hulpkas voor Ziekte en Invaliditeit (HZIV).

Voor zorg buiten het ziekenhuis is dit modelattest niet verplicht. Er mag ook een eigen opgesteld attest ‘dringende medische hulp’ gebruikt worden. Dit moet minstens de datum van de zorgverstrekking, de identiteitsgegevens van de hulpvrager en de gegevens en handtekening van de verzorgende arts bevatten. Bij zorg buiten het ziekenhuis stuurt de zorgverstrekker het attest op naar het OCMW, die het bewaart in het sociaal dossier van de hulpvrager. Het OCMW vergoedt de hulpverlener en kan de kosten terugbetaald krijgen door de POD-MI.

Opgelet! De invulling van DMH is breed. 

  • Het is belangrijk dat de voorgeschreven zorg ook vergoed kan worden door de federale overheid. Enkel zorg en medicatie die ook ten laste genomen wordt door de Belgische ziekteverzekering wordt ten laste genomen in het kader van DMH. Het is dan ook belangrijk om niet-vergoede zorg en medicatie binnen een ziekenhuiscontext zo veel mogelijk te vermijden.
  • Het OCMW kan kiezen om kosten die niet ten laste genomen worden door de overheid zelf te vergoeden.
  • Enkel zorg verstrekt in België kan vergoed worden.

POD-MI moet ten laatste 60 dagen na de zorgverstrekking op de hoogte gebracht worden om financieel te kunnen tussenkomen. Dit geldt voor zorg binnen het ziekenhuis, via Mediprima. Voor zorgverstrekking buiten het ziekenhuis wil POD op de hoogte zijn ten laatste 45 dagen na de zorgverstrekking.

Onder ‘administratieve aandachtspunten’ in het informatiedocument  over de medische bewijsstukken van POD staat uitgelegd hoe de communicatie tussen het OCMW en de POD-MI verloopt.

Het is niet de taak van een OCMW om ‘oude facturen’ van hulpbehoevenden te betalen in het kader van DMH. Het is wel mogelijk dat de zorg eerst uitgevoerd wordt en dat het OCMW pas nadien het sociaal onderzoek uitvoert en de kosten ten laste neemt.

Federale tussenkomst voor DMH

De federale overheid (POD-MI of HZIV) staat in voor de kosten in het kader van dringende medische hulp, als aan alle voorwaarden voldaan is.
  • Bij ambulante zorg buiten de verpleeginstelling betaalt het OCMW de zorgverstrekker. Het OCMW vordert op haar beurt de kosten terug van de POD Maatschappelijke Integratie (POD MI).
  • Bij ambulante zorg of hospitalisatie in de verpleeginstelling betaalt de Hulpkas voor Ziekte- en Invaliditeit (HZIV) de zorgverstrekker. De zorgverstrekker moet hiervoor een elektronisch factuur opmaken.

Het maakt voor de HZIV en de POD-Mi niet uit of een openbare instelling of een privé-instelling de dringende medische hulp verstrekte, maar enkel de kosten die voor verzekerden betaald worden door de ziekteverzekering, worden ook ten laste genomen door POD-MI of HZIV in het kader van dringende medische hulp. Supplementen en andere extra’s worden niet terugbetaald. 

De menselijke waardigheid staat echter voorop, wat betekent dat een OCMW ook tussen kan moeten komen voor kosten die niet terugbetaald worden door de POD-MI. Dat blijkt uit de omzendbrief van 9 januari 2006 en de rechtspraak.

Bij onderstaand schema is het inkomen van de hulpvrager lager dan het leefloon. 

Uitkerende overheidsinstantieContext zorgverstrekkingWel ziekteverzekeringGeen ziekteverzekering
POD-MIAmbulant buiten ziekenhuiscontextRemgeldWettelijk honorarium
HZIVHospitalisatie + ambulant in ziekenhuiscontextRemgeldWettelijk honorarium

Lees in het rechtspraakoverzicht 'dringende medische hulp' onderaan wat de rechtspraak zegt over het verhalen van medische kosten en medisch zorgverkeer.

Vertrouwelijkheid en beroepsgeheim bij DMH

Vertrouwelijke gegevens

Deze gegevens moeten vertrouwelijk behandeld worden:

  • de gegevens die voorkomen op medische getuigschriften die het OCMW indient
  • de gegevens die afgeleid kunnen worden uit de medische getuigschriften die het OCMW indient
  • de gegevens in de commentaarvelden in de databank Mediprima mag geen medische informatie bevatten

De gegevens mogen niet aangewend worden voor andere doeleinden dan de terugbetaling (artikel 4 van het koninklijk besluit dringende medische hulp van 12 december 1996).

Arts mag vertrouwelijke gegevens niet delen met OCMW

Een arts is gebonden aan het beroepsgeheim. Als arts mag je vertrouwelijke gegevens over je patiënt dus niet delen met het OCMW.

Alleen als je als arts betrokken bent bij de zorg aan een patiënt, kan je aanspraak maken op het recht op het ‘gedeelde medisch geheim’ (Advies van de Orde van Geneesheren van 7 februari 2009).

Beroepsgeheim OCMW-medewerkers

Ook OCMW-medewerkers hebben een beroepsgeheim (artikelen 36 en 50 OCMW-wet). Als je het beroepsgeheim schendt, dan kan je een strafsanctie oplopen (artikel 458 Strafwetboek).

Volgens de VVSG primeert het beroepsgeheim op de meldingsplicht. 

Vrije keuze van zorgverstrekker

Elke patiënt heeft recht op vrije keuze van zorgverstrekker. Het recht op vrije keuze van zorgverstrekker kan enkel bij wet beperkt worden. Bijvoorbeeld in het kader van arbeidsgeneeskunde, medische behandeling van gedetineerden en gedwongen opname van geesteszieken.

Het recht op vrije keuze verhindert niet dat het OCMW samenwerkingsovereenkomsten of ‘conventies’ mag sluiten met andere instellingen van openbaar nut. Bijvoorbeeld  met ziekenhuizen, huisartsen en apothekers. Het OCMW kan de patiënt doorverwijzen naar die verpleeginstellingen of zorgverstrekkers waarmee zij een overeenkomst sloot.

De samenwerkingsovereenkomsten of conventies hebben echter grenzen: het OCMW moet rekening houden met de vertrouwensrelatie die de cliënt al elders opbouwde. Het moet ook rekening houden met de ideologische, filosofische en religieuze overtuiging van de cliënt.

Als een patiënt beroep deed op een 100-dienst voor een vervoer naar een ziekenhuis, dan mag het OCMW de tussenkomst in de kosten niet weigeren omdat het niet samenwerkt met dat ziekenhuis.
 

Lees in het rechtspraakoverzicht 'dringende medische hulp'in het vak 'Extra informatie' wat de rechtspraak zegt over 'vrije keuze van zorgverstrekker'.

Mediprima

Mediprima is een databank waarin alle beslissingen van het OCMW over de tussenkomst in de medische kosten gecentraliseerd staan. Als zorgverstrekker kan je de beslissingen per cliënt terugvinden in Mediprima.

Lees meer over Mediprima