Om bevoegdheidsconflicten tussen OCMW’s op te lossen, werd er een arbitrageprocedure in het leven geroepen.

Wanneer twee OCMW’s zich onbevoegd verklaren voor het verlenen van steun, dan wordt de zaak voorgelegd aan de POD Maatschappelijke Integratie. Die bepaalt welk OCMW voorlopig steun moet verlenen.

Het OCMW dat zich territoriaal onbevoegd acht, zendt de aanvraag naar het volgens hem wel bevoegde OCMW binnen de 5 kalenderdagen met vermelding van de redenen. Het OCMW brengt de aanvrager op de hoogte van die overzending en vermeldt de redenen van de onbevoegdheid. Zolang het OCMW de aanvraag niet overzendt en de redenen van zijn onbevoegdheid meedeelt, moet het OCMW de hulp toekennen. De OCMW-wet voorziet geen sanctie voor een OCMW dat zich ten onrechte onbevoegd verklaart. 

Als twee of meer OCMW's zichzelf onbevoegd achten om een aanvraag te onderzoeken, dan moet de bevoegde minister binnen de 5 werkdagen het OCMW aanduiden dat voorlopig moet tussenkomen. Als een latere administratieve of rechterlijke beslissing een ander OCMW definitief bevoegd verklaart dan het OCMW dat de minister had aangeduid, dan moet het eerste OCMW de hulp die verleend is door het tweede terugbetalen. 

In de praktijk zal dit OCMW bevoegd blijven voor de verdere steunverlening aangezien voor het doen bepalen van het definitief bevoegde OCMW een procedure vereist voor de Raad van State.
Als een OCMW de opgelegde vormvereisten niet in acht neemt bij haar onbevoegdheidverklaring, blijft het bevoegd om steun te verlenen.

Extra informatie