Het toepassingsgebied van de Europese Erfrechtverordening

Sinds 17 augustus 2015 bepaalt de Europese Erfrechtverordening welk recht van toepassing is op erfopvolgingen met een internationaal element.

Het toepasselijke recht regelt in het bijzonder (artikel 23 Erfrechtverordening):

  • de gronden voor het openvallen van de nalatenschap
  • de aanwijzing van de erfgenamen en de bepaling van hun erfdelen en verplichtingen
  • de bekwaamheid om te erven
  • de onterving en uitsluitingsgronden om te erven
  • de bevoegdheden van de erfgenamen en andere beheerders van de nalatenschap
  • de aansprakelijkheid voor de schulden van de nalatenschap
  • het beschikbare deel van de nalatenschap, van de wettelijke erfdelen en andere beperkingen van de bevoegdheid om vrij over de nalatenschap te beschikken
  • de verplichting tot inbreng en inkorting van schenkingen, voorschotten of legaten
  • de verdeling van de nalatenschap

De Erfrechtverordening heeft een universele werking en wijst het toepasselijke recht aan, ongeacht of dit het recht van een lidstaat is of niet (artikel 20 Erfrechtverordening).

Wat is het toepasselijke recht volgens de Erfrechtverordening?

De algemene regel is dat het recht van de staat waar de erflater op het tijdstip van zijn overlijden zijn gewone verblijfplaats had, van toepassing is (artikel 21 Erfrechtverordening).

Rechtskeuze

Een persoon kan ook zelf kiezen om het recht van de staat waarvan hij de nationaliteit heeft, van toepassing te laten zijn op zijn erfopvolging. Een persoon met meerdere nationaliteiten mag het recht kiezen van een van de landen waarvan hij de nationaliteit heeft.

De rechtskeuze moet uitdrukkelijk zijn in een verklaring in de vorm van een testament of moet duidelijk blijken uit de bewoordingen van het testament.

Uitzondering

Als uit alle omstandigheden blijkt dat de erflater op het tijdstip van overlijden een kennelijk nauwere band had met een andere staat, kan bij wijze van uitzondering het recht van deze andere staat van toepassing zijn (artikel 21, tweede lid Erfrechtverordening). 

Internationaal verdrag voor de vorm van testamenten

Het Verdrag van Den Haag over de vorm van testamenten van 1961 bepaalt het toepasselijke recht op de vorm van testamenten. Dit verdrag heeft voorrang op de Erfrechtverordening (artikel 75, 1 Erfrechtverordening). 

Een testament is geldig als het geldig is volgens één van de volgende rechtsstelstels:

  • het recht van de plaats waar het testament is opgesteld (lex loci actus)
  • het recht van de nationaliteit van de erflater bij opmaak van het testament of bij het overlijden
  • het recht van de woonplaats van de erflater bij opmaak van het testament of bij het overlijden
  • het recht van de gewone verblijfplaats van de erflater bij opmaak of bij het overlijden
  • voor onroerend goed: het recht van de plaats waar het goed is gelegen (lex rei sitae)
Extra informatie