Alleen als je een nationaliteitsverklaring wil indienen op basis van de categorie 'je bent geïntegreerd' moet je je economische participatie aantonen. 

In de andere categorieën op basis waarvan je een nationaliteitsverklaring kan indienen, moet je geen economische participatie aantonen. De economische participatie komt wel eenmaal terug in de voorwaarde van maatschappelijke integratie, namelijk in de categorie 'je bent getrouwd met een Belg' of 'je bent ouder van een Belgisch minderjarig kind'.

Economische participatie en 'je bent geïntegreerd'

Wanneer je een nationaliteitsverklaring doet op basis van de categorie 'je bent geïntegreerd' (artikel 12bis, §1, 2° Wetboek van de Belgische nationaliteit), kan je je economische participatie aantonen met een van de volgende bewijzen:

  • De laatste 5 jaar minimum 468 arbeidsdagen gewerkt hebben als werknemer. Je legt je individuele rekeningen voor.
  • De laatste 5 jaar minimum 468 arbeidsdagen gewerkt hebben als bezoldigd werknemer in overheidsdienst. Je legt een attest voor van de bevoegde dienst van de overheid.
  • De laatste 5 jaar minimum 468 arbeidsdagen gewerkt hebben als statutair benoemde in overheidsdienst. Je legt een attest van de bevoegde overheidsdienst voor en ook het bewijs van je definitieve benoeming.
  • De laatste 5 jaar minimum 6 kwartalen de verschuldigde sociale kwartaalbijdragen als zelfstandige betaald hebben. Je legt documenten waaruit blijkt dat die kwartaalbijdragen betaald werden voor.

Economische participatie als deel van maatschappelijke integratie

In de categorie 'je bent getrouwd met een Belg' of 'je bent ouder van een Belgisch minderjarig kind' moet je enkel je maatschappelijke integratie aantonen en niet je economische participatie: dit staat in artikel 12bis, §1, 3° Wetboek van de Belgische nationaliteit (WBN).

Toch komt de voorwaarde van werken eenmaal terug in deze categorie van nationaliteitsverklaring. Een van de mogelijke bewijzen van maatschappelijke integratie bij deze categorie is namelijk het gevolgd hebben van een beroepsopleiding van minimum 400 uur in combinatie met werken. Als werknemer moet je een beroepsopleiding hebben gevolgd én de voorbije 5 jaar minstens 234 arbeidsdagen hebben gewerkt. Als zelfstandige moet je een beroepsopleiding hebben gevolgd én minstens drie sociale kwartaalbijdragen betaald hebben over dezelfde periode van 5 jaar. Dat bewijs je op dezelfde manieren als bij de voorwaarde 'economische participatie'.

Wat zijn arbeidsdagen?

Onder ‘arbeidsdagen’ wordt verstaan (artikel 37 en 38 van het koninklijk besluit van 25 november 1991):

  •  de arbeidsdagen
  •  de met arbeidsdagen gelijkgestelde dagen uit de werkloosheidsreglementering

Zo tellen bijvoorbeeld betaalde vakantiedagen mee. Ook de vergoede dagen van tijdelijke arbeidsongeschiktheid zijn gelijkgestelde dagen, maar de dagen van blijvende arbeidsongeschiktheid worden niet gelijkgesteld met arbeidsdagen. Ook de dagen gewerkt via interimarbeid zijn arbeidsdagen. Volgens rechtspraak tellen ook de dagen dat je werkt met een 'artikel 60-tewerkstelling' bij het OCMW mee (rechtbank van eerste aanleg van Bergen, 11/01/2017).

De dagen waarvoor je een vergoeding hebt gekregen voor tijdelijke werkloosheid, ook tijdelijke werkloosheid omwille van COVID-19, zijn ook met arbeidsdagen gelijkgestelde dagen. 

In het buitenland verrichte arbeid telt niet mee (artikel 1, §2, 7° WBN).

Combinatie werk als werknemer en als zelfstandige

Als je in de laatste 5 jaar deels als werknemer of statutair benoemde in overheidsdienst hebt gewerkt en deels als zelfstandige in hoofdberoep, telt elk kwartaal als zelfstandige mee voor 78 arbeidsdagen.

Deeltijdse arbeid

Deeltijdse arbeid telt mee.

Om deeltijdse arbeid in arbeidsdagen om te zetten wordt de formule uit artikel 7 en verder van het ministerieel besluit van 26 november 1991 gebruikt (artikel 1, §2, 7° WBN).

Volgens die formule bekom je het aantal arbeidsdagen door het geheel van de arbeidsuren op te tellen en te delen door één zesde van deze van de maatpersoon. De RVA werkt immers in het 6-dagenstelsel. Dat wil zeggen: als een voltijdse maatpersoon 38 uur per week werkt, is één zesde van 38 uur gelijk aan 6,33 uur. Bij een deeltijdse tewerkstelling tel je dus al je uren op en deel je ze door 6,33 om de arbeidsdagen te berekenen. 

Let op: In de praktijk wordt vaak in het 5-dagenstelsel gerekend, omdat de individuele rekeningen (die als bewijs van economische participatie worden voorgelegd) meestal opgebouwd zijn in het 5-dagenstelsel. 38 uur delen door vijf dagen per week is 7,6 uur per dag. Als het aantal uren deeltijdse arbeid opgeteld wordt en gedeeld wordt door 7,6 uur, heb je in totaal natuurlijk minder arbeidsdagen dan wanneer je deelt door 6,33 uur. Toch is het WBN duidelijk: voor de omzetting van de deeltijdse arbeid in arbeidsdagen, wordt verwezen naar artikel 7 en verder van het ministerieel besluit van 26 november 1991. De berekening moet dus gebeuren volgens het 6-dagenstelsel. Datzelfde artikel 1, §2, 7° WBN bepaalt ook dat een kwartaal gewerkt als zelfstandige overeenkomt met 78 arbeidsdagen. Ook dit is een berekening volgens het 6-dagenstelsel.

Vermindering arbeidsdagen met de duur van de opleiding

De duur van de opleiding die je in de laatste 5 jaar voorafgaand aan de nationaliteitsverklaring volgde, mag afgetrokken worden van de vereiste arbeidsdagen of van de vereiste duur van de zelfstandige activiteit. Het kan gaan om een school-, universiteits- of beroepsopleiding. Als je een opleiding volgt, toont dat je wil aan om economisch te participeren: je diploma geeft immers toegang tot de arbeidsmarkt.

Je opleiding moet voltooid zijn of je moet een diploma of getuigschrift behaald hebben. Anders kan je de opleidingsdagen niet in mindering brengen van je arbeidsdagen. Bovendien kan je enkel die jaren van de opleiding die je in de laatste 5 jaar voor je je nationaliteitsverklaring indient, gevolgd hebt, in mindering brengen van de vereiste arbeidsdagen. 

De omzendbrief toont via verschillende berekeningen aan voor hoeveel arbeidsdagen een opleiding kan meetellen:

  • Hoger secundair onderwijs: een schooljaar (behaald na een reguliere studie met volledig leerplan) telt mee voor 182 arbeidsdagen, voor zover een getuigschrift of diploma behaald werd en voor zover gevolgd tijdens de laatste 5 jaar voor je de nationaliteitsverklaring indiende. Het hoger secundair onderwijs bestaat uit een cyclus van drie jaar en kan dus maximaal voor drie keer 182 dagen (dus 546 dagen) meetellen.
  • Hoger onderwijs (bachelor, master of doctoraatsdiploma): een academiejaar van 60 credits telt mee voor 236 arbeidsdagen.
  • Beroepsopleiding van 400 uur: een beroepsopleiding van 400 uur kan voor 52,5 arbeidsdagen meetellen. Je kan ook verschillende kortere beroepsopleidingen die samen minimum 400 uur duurden, samentellen, stelt rechtspraak. Bovendien tellen enkel de uren die je gevolgd hebt in de laatste 5 jaar voor je je nationaliteitsverklaring indient. Om te weten voor hoeveel arbeidsdagen je beroepsopleiding kan meetellen, deel je het aantal uur die je beroepsopleiding geduurd heeft door 7,6 (het aantal uren waarmee een arbeidsdag overeenstemt in een voltijdse werkweek van 38 uur).

Als je in de laatste 5 jaar bijvoorbeeld een bachelor of master diploma behaalde, waarbij minstens twee academiejaren in de laatste 5 jaar vielen, voldoe je dus zeker aan de voorwaarde van economische participatie.

In het vak 'extra informatie' onderaan deze pagina, vind je een nota over de diploma's en getuigschriften die 'van minimum hoger secundair onderwijs' zijn.  

 

Extra informatie