Wanneer ben je 'ten laste'?

Wanneer ben je 'ten laste'?

Soms kan je alleen naar België komen met gezinshereniging als je ‘ten laste’ bent van de Belg of Unieburger die je komt vervoegen.

Je bent als familielid ten laste van een Belg of Unieburger en diens echtgenoot of partner, als je in de maanden vóór je aanvraag gezinshereniging, afhankelijk was van de materiële bijstand van de persoon die je komt vervoegen. Dit om minimaal te kunnen overleven in je herkomstland. De overheid moet rekening houden met je financiële en sociale omstandigheden.

Het gaat dus niet om een tenlasteneming voor je kosten in de toekomst die ondertekend moet worden, maar om een bewijs uit het nabije verleden dat je financieel of materieel ten laste valt van de Belg of Unieburger die je komt vervoegen.

Het ‘ten laste zijn’ is een feitenkwestie en mag op alle mogelijke manieren bewezen worden.  

De Dienst Vreemdelingenzaken (DVZ) past in de praktijk eigen criteria toe om te oordelen of je ten laste bent, vaak zonder rekening te houden met andere bewijsmiddelen. Dat is in strijd met de rechtspraak van het Hof van Justitie.

De DVZ-criteria zijn gebaseerd op de eigen interpretatie van de DVZ van het begrip ‘ten laste zijn’. De criteria zijn soms te streng en kunnen getoetst worden aan de Europese wetgeving en rechtspraak door de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen.

In principe moet je aan alle DVZ-criteria voldoen. De criteria die de DVZ in de praktijk gebruikt zijn:

  • Overschrijvingen gedurende minstens 6 maanden
  • Het inkomen van de Unieburger die je komt vervoegen 
  • Bewijs van onvermogen
  • Burgerlijke stand
  • Andere mogelijke criteria: je leeftijd en eventuele diploma’s
 
Overschrijvingen gedurende minstens 6 maanden

Je moet bewijzen dat de Belg of Unieburger die je komt vervoegen, je gedurende minstens 6 maanden onmiddellijk vóór je aanvraag voor gezinshereniging financieel ondersteunde. In principe moet je dat bewijzen met bankuittreksels waaruit blijkt dat de Belg of Unieburger geld overschreef naar jou in je herkomstland.

Wat met verklaringen van derden? Het komt voor dat derde personen verklaren dat ze fysiek geld van de Belg of Unieburger aan jou overhandigden. Die verklaringen van derden komen niet in aanmerking. Als je in je herkomstland in een zodanig afgelegen gebied woont dat geldtransfers onmogelijk zijn, dan baseert de DVZ zich op de inhoud van je aanvraag voor gezinshereniging en het dossier van de Belg of Unieburger die je komt vervoegen. De DVZ controleert dan of het gebied zo afgelegen is dat je het bewijs van overschrijvingen niet kan leveren.

De wetgeving voorziet geen minimale duur waarin de Belg of Unieburger jou bijstand moet verlenen. De enige vereiste is dat de bijstand oprecht en structureel van aard is. De eis van de DVZ dat je minstens 6 maanden financiële steun moet bewijzen is strijdig met de mededeling van de Europese Commissie.

Het inkomen van de Unieburger die je komt vervoegen 

De DVZ gaat na of de Unieburger die je komt vervoegen zelf een voldoende hoog inkomen heeft om jou financieel te kunnen onderhouden. In de praktijk werkt DVZ met geïndexeerde inkomensgrenzen die wijzigen in functie van je gezinssamenstelling (aantal personen ten laste).

Dit criterium is strijdig met het Unierecht omdat er voor gezinshereniging met een Unieburger ofwel géén inkomensvoorwaarde geldt (EU-werkzoekende/EU-werknemer/EU-zelfstandige), ofwel een inkomenseis die niet hoger mag zijn dan het leefloontarief voor een gezin (EU-beschikker/EU-student).

Bovendien kan er onmogelijk een vast (minimum)bedrag bepaald worden waarmee het familielid 'ten laste' onderhouden wordt in het herkomstland: het niveau van financiële steun die de Unieburger aan jou moet geven om minimaal te kunnen overleven in je herkomstland verschilt immers van land tot land (van herkomst). De levenskost is in elk land immers verschillend en DVZ moet ook rekening houden met jouw persoonlijke omstandigheden.

Voor een descendent ten laste van een Belg past DVZ de wettelijke voorwaarde toe van stabiele, toereikende en regelmatige bestaansmiddelen van 

2.048,53 euro netto/maand

. Dit bedrag wijzigt niet in functie van de gezinssamenstelling.

Bewijs van onvermogen

Je moet bewijzen dat je geen inkomsten of te weinig inkomsten hebt om rond te komen zonder financiële steun van de Belg of Unieburger. Je moet ook bewijzen dat je geen onroerende goederen in eigendom hebt in je herkomstland. Dat bewijs je met een attest of een verklaring van je land van herkomst. Omdat dat een negatief bewijs is, zal je niet altijd aan deze voorwaarde kunnen voldoen. Niet alle landen registreren de onroerende eigendommen van hun onderdanen. Ook het feit dat je geen inkomsten hebt, zal niet in alle landen bewezen kunnen worden. De DVZ erkent dat probleem en verklaarde mondeling daar rekening mee te houden. Het is dus geen absolute voorwaarde en het is mogelijk dat je toch een positieve beslissing krijgt, ook al kan je dit bewijs niet voorleggen. Uit het geheel van het dossier moet wel blijken dat je recht hebt op gezinshereniging.

Door dit criterium te gebruiken lijkt de DVZ ervan uit te gaan dat je, als je een eigendom hebt, het goed kan verkopen en kan leven van de opbrengst. Daardoor zou je dan niet meer ten laste zijn van de Belg of Unieburger. Dat is een veronderstelling die misschien niet mogelijk of wenselijk is. Het criterium is in strijd met de rechtspraak van het HvJ en de mededeling van de Europese Commissie, omdat lidstaten van de feitelijke situatie moeten uitgaan en niet van hypothetische omstandigheden.

Volgens de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen (RvV) vereist het begrip 'ten laste' hoofdzakelijk een actieve ondersteuning door de referentiepersoon. Het bewijs van onvermogen is slechts bijzaak.

Burgerlijke staat

Als je gehuwd bent, moet je bewijzen dat je echtgenoot of echtgenote zelf ook geen of onvoldoende middelen heeft om je te onderhouden. Als je niet of niet meer samenwoont met je echtgenoot of echtgenote, dan lijkt dat geen relevant criterium: de lidstaten moeten uitgaan van je feitelijke situatie.

Andere mogelijke criteria: je leeftijd en eventuele diploma’s

Soms gebruikt DVZ criteria zoals je leeftijd en eventuele diploma’s die je hebt. Waarschijnlijk wil DVZ zo nagaan of je in staat bent om jezelf te onderhouden, bijvoorbeeld door werk te zoeken. Dat is strijdig met de rechtspraak van het Hof van Justitie: het is niet van belang of het familielid hypothetisch in staat is om zelf in zijn onderhoud te voorzien door betaalde arbeid: lidstaten moeten bij de beoordeling van de afhankelijkheid immers uitgaan van de feitelijke situatie in het herkomstland. Zij moeten niet beoordelen waarom de afhankelijkheid bestaat.

 

Het is mogelijk dat je al een tijd in België verblijft op het moment dat je de aanvraag gezinshereniging indient. Dat kan een wettig of een onwettig verblijf zijn.

DVZ zal je aanvraag in principe weigeren omdat je volgens de rechtspraak van het Hof van Justitie ten laste moet zijn in het land van oorsprong of herkomst op het moment van de aanvraag gezinshereniging. Volgens de RvV is het ‘land van herkomst’ niet noodzakelijk het land waarvan je de nationaliteit hebt, maar wel een ander land dan België. DVZ mag de eis dat het familielid in het herkomstland ten laste moet zijn niet kennelijk onredelijk invullen. Zo kan DVZ niet eisen dat er een afhankelijkheidsrelatie bestaat in het herkomstland tussen het familielid en de Belgische referentiepersoon, als er op dat ogenblik nog geen verwantschap bestond tussen beiden. DVZ gaat dan immers voorbij aan de bewoordingen van de Verblijfswet die zegt dat de aanvrager “te hunnen laste” moet zijn (d.i. de Belgische referentiepersoon én zijn echtgenoot of partner) en dus niet uitsluitend ten laste moet zijn van de Belg.

De voorwaarde van ten laste zijn in het herkomstland geldt evenmin als het gaat om een descendent die in het herkomstland nog geen 21 jaar was.

Daarentegen kan de aanvraag geweigerd worden wanneer een descendent niet bewijst al in het herkomstland ten laste te zijn van zijn adoptieouder, terwijl hij pas na jaren (illegaal) verblijf in België geadopteerd werd.

De voorwaarde van ‘ten laste zijn’ is niet hetzelfde als een ‘verbintenis tot tenlasteneming’.

Een ‘verbintenis tot tenlasteneming’ slaat op de toekomst. De persoon die de verbintenis ondertekent verbindt zich ertoe om voor een bepaalde periode bepaalde kosten op zich te nemen, als die kosten zich voordoen. Het geldt als een bewijs van voldoende bestaansmiddelen en moet voorkomen dat de persoon voor wie de verbintenis ondertekend wordt, een beroep doet op de Belgische sociale bijstand.

Er bestaan 2 soorten verbintenissen tot tenlasteneming. De gemeente kan een verbintenis tot tenlasteneming afgeven voor een aanvraag van een toeristenvisum (bijlage 3bis) of voor een aanvraag van een studentenvisum (bijlage 32).

‘Ten laste zijn’ daarentegen, slaat op het nabije verleden tot op het moment van je aanvraag gezinshereniging. Het betekent dat je financieel of materieel ten laste bent van de Belg of Unieburger die je komt vervoegen. Het gaat om een feitelijke situatie, geen juridische verbintenis.

Soms gebeurt het dat een Belgische diplomatieke post in het buitenland of een gemeente in België eist dat je een bijlage 3bis voorlegt voor een aanvraag gezinshereniging. Dat is niet correct. De Belg of Unieburger moet de tenlasteneming in geen geval ondertekenen. 

Heb je een E, EU of een F kaart? Dan kan je als familielid ten laste van een Belg of Unieburger werken zonder dat dit gevolgen heeft voor je verblijfsrecht.

Heb je de procedure gezinshereniging opgestart in België en ben je nog in het bezit van een bijlage 19, bijlage 19ter of oranje kaart? In deze fase van je procedure is het af te raden dat je werkt. Je hebt wel het recht om te werken, maar dit kan negatieve gevolgen hebben voor je verblijfsrecht. Je verblijfsrecht is nog voorlopig, in afwachting van een beslissing ten gronde van de DVZ over je aanvraag. De DVZ moet dus nog onderzoeken of je 'ten laste' bent van de Belg of Unieburger die je komt vervoegen. Daarbij houdt DVZ niet alleen rekening met je situatie op het moment van je aanvraag en de periode voordien, maar ook met de periode van de bijlage 19(ter) of oranje kaart. Als je in die periode werkt is dat volgens DVZ het bewijs dat je financieel niet (meer) afhankelijk bent van de persoon die je komt vervoegen, aangezien je een eigen inkomen hebt. Je bent dan niet langer 'ten laste'. Deze redenering is juridisch betwistbaar. Volgens rechtspraak van het Hof van Justitie moet de noodzaak van materiële steun in het land van herkomst bestaan op het moment van de aanvraag gezinshereniging. En dus niet meer na de aanvraag, in de lidstaat waar de Unieburger verblijft (Mededeling van de Europese Commissie van 2 juli 2009). Vooruitzichten om werk te vinden in het gastland waardoor de bloedverwant in neergaande lijn van 21 jaar of ouder van een Unieburger, eens hij het verblijfsrecht verkregen heeft, niet langer ten laste zou zijn van de Unieburger, heeft geen invloed op de interpretatie van de voorwaarde van 'ten laste' zijn. Volgens de Raad van State kan de familie van een statische Belg echter niet dienstig verwijzen naar bovenvermelde rechtspraak van het HvJ over het begrip 'ten laste' zijn, gezien er geen aanknoping zou zijn met het Unierecht. De rechtspraak van de RvS en de RvV is op dit vlak echter niet éénduidig en grijpt voor de interpretatie van andere begrippen wél terug naar de rechtspraak van het HvJ, ook al gaat het om familie van een statische Belg.

In principe kan het genieten van OCMW-steun geen afbreuk doen aan je hoedanigheid van 'familie ten laste' van een Belg of Unieburger.

Heb je een E, EU of een F kaart? Dan kan je als familielid ten laste van een Belg of Unieburger OCMW-steun genieten, voor zover je niet (tijdelijk) uitgesloten bent van het recht op steun. Dit kan soms wel negatieve gevolgen hebben voor je verblijfsrecht. Ga op de pagina's over gezinshereniging ('vijf jaar voorwaardelijk verblijf') na of het genieten van steun gevolgen kan hebben voor je verblijf.

Heb je de procedure gezinshereniging opgestart in België en ben je nog in het bezit van een bijlage 19, bijlage 19ter of oranje kaart? In deze fase van je procedure is het af te raden dat je OCMW-steun vraagt. Je hebt wel recht op steun (voor zover je niet uitgesloten bent), maar het kan negatieve gevolgen hebben voor je verblijfsrecht. Je verblijfsrecht is nog voorlopig, in afwachting van een beslissing ten gronde van de DVZ over je aanvraag. De DVZ moet dus nog onderzoeken of je 'ten laste' bent van de Belg of Unieburger die je komt vervoegen. Daarbij houdt de DVZ niet alleen rekening met je situatie van vóór je aanvraag, maar ook met de periode van de bijlage 19, bijlage 19ter of oranje kaart. Als je in die periode steun vraagt is dat volgens de DVZ het bewijs dat je financieel niet afhankelijk bent van de persoon die je komt vervoegen, aangezien je zelf OCMW-steun ontvangt. Je bent dan niet 'ten laste'. Deze redenering is juridisch betwistbaar. Volgens rechtspraak van het Hof van Justitie moet de noodzaak van materiële steun in het land van herkomst bestaan op het moment van de aanvraag gezinshereniging. En dus niet meer na de aanvraag, in de lidstaat waar de Unieburger verblijft (Mededeling van de Europese Commissie van 2 juli 2009). Bovendien kan het genieten van steun geen afbreuk doen aan je hoedanigheid van 'familie ten laste'.