Europees Hof voor de Rechten van de Mens - 70055/10 - 19-03-2015

Samenvatting

Mevrouw S.J., hiv patiënte en moeder van drie kinderen, stelde dat een gedwongen terugkeer naar Nigeria tot een schending van artikelen 3, 8 en 13 van het EVRM zou leiden omdat ze er geen toegang zou hebben tot de geschikte medische zorgen. In een arrest van 2014 oordeelde het Hof dat er geen sprake was van een schendig van de artikelen 3 en 8 (recht op gezins- en privéleven) maar wel van artikel 13 in combinatie met artikel 3. Volgens het Hof is de Belgische procedure om in beroep te gaan tegen uitwijzingen te complex en niet automatisch schorsend. Door de combinatie van deze twee factoren voldoet de procedure bij de RVV niet aan de voorwaarden van artikel 13 EVRM, dat vereist dat het recht op een daadwerkelijk rechtsmiddel beschikbaar en toegankelijk is in praktijk (EHRM, Joseph t. België, 27 februari 2014, TVV 3/2014, 348). Op verzoek van zowel de verzoekster als de regering is de zaak naar de Grote Kamer van het Hof verwezen. Intussen heeft de Belgische staat voorgesteld om over te gaan tot een minnelijke schikking. Terwijl de medische regularisatieaanvraag van Mevrouw S.J. vroeger door DVZ geweigerd werd, was de Belgische staat bereid om een verblijfstitel op basis van humanitaire redenen af te leveren. In ruil voor een verblijfsrecht van onbeperkte duur en een schadevergoeding van 7.000 euro voor de verzoekster en haar kinderen heeft de Belgische overheid een eventuele bevestiging van de vorige veroordeling door de Grote Kamer kunnen ontlopen. Het Hof heeft de situatie niet opnieuw inhoudelijk onderzocht en de zaak werd van de rol geschrapt.
 
In zijn afwijkende opinie vindt rechter Pinto de Albuquerque het bijzonder spijtig dat de Grote Kamer van het Hof niet van de gelegenheid heeft gebruik gemaakt om de zeer restrictieve rechtspraak N t. Verenigd Koningrijk (EHRM [GK], no 26565/05, 27 mei 2008) te herzien. Volgens hem bestond er een algemeen belang om de zaak niet te schrappen. Vanuit een mensenrechtelijk perspectief moest het Hof rekening houden met het algemeen belang van zwaar zieke vreemdelingen in Europa die een uitwijzingsmaatregel riskeren en niet enkel met het individueel belang van de verzoekster. Hij betreurt het dat staten om strategische redenen een schrapping van de rol kunnen “kopen” door een oplossing te bieden in de zaak van de verzoekster maar ondertussen hetzelfde strenge beleid blijven hanteren ten aanzien van andere personen in vergelijkbare situaties (“I cannot accept the apparent cost-benefit strategy consisting in “buying” a strike-out decision and thus resolving the situation of the present applicant in order to remain free “to do business as usual” with all other foreign nationals in a similar situation”). In 2013 had de Belgische staat 40.000 euro schadevergoeding betaald aan de familieleden van een Armeniër die geen levertransplantatie had gekregen nadat zijn medische regularisatieaanvraag verworpen werd, met zijn dood tot gevolg (zie EHRM (besl.), H.S. t. België, 4 juni 2013, nr. 34000/12). Het feit dat het Hof van Justitie van de EU in de zaak M’Bodj zich op de strenge interpretatie van Straatsburg heeft geïnspireerd maakt de verandering van die rechtspraak nog dringender, aldus rechter Pinto de Albuquerque.