Grondwettelijk Hof - 92/2023 - 15-06-2023

Samenvatting

B.12.1. Het zesde middel is afgeleid uit de schending, door artikel 178, 1°, van het decreet van 9 juli 2021, van de artikelen 10, 11 en 23, derde lid, 3°, van de Grondwet, doordat die bepaling een strengere taalkennisvereiste oplegt dan voordien van toepassing was.
 
B.12.2. Artikel 178, 1°, vervangt in artikel 6.20, eerste lid, 5° en 6°, van de Vlaamse Codex Wonen de zinsnede « A1 » door de zinsnede « A2 ». Artikel 178, 3°, van het decreet van 9 juli 2021 vervangt in artikel 6.20, tweede lid, van de Vlaamse Codex Wonen de zinsnede « 6° en 7° » door de zinsnede « 5° en 6° ». Het aldus gewijzigde artikel 6.20 bepaalt :
 
« Naast de verplichtingen van de huurder, vermeld in het Vlaams Woninghuurdecreet, leeft de huurder de volgende verplichtingen na :
[…]
5° voor zover de huurder een sociale woning betrekt, die niet gelegen is in een rand- of taalgrensgemeente als vermeld in de gecoördineerde wetten van 18 juli 1966 op het gebruik van
de talen in bestuurszaken, over een taalvaardigheid van het Nederlands beschikken die overeenstemt met niveau A2 van het Europees Referentiekader voor Moderne Vreemde Talen. De Vlaamse Regering bepaalt vanaf wanneer de huurder aan de verplichting moet voldoen en de wijze waarop de taalvaardigheid wordt vastgesteld;
6° voor zover de huurder een sociale woning betrekt, gelegen in een rand- of taalgrensgemeente als vermeld in de gecoördineerde wetten van 18 juli 1966 op het gebruik van de talen in bestuurszaken, zonder afbreuk te doen aan de taalfaciliteiten, over een taalvaardigheid van het Nederlands beschikken die overeenstemt met niveau A2 van het Europees Referentiekader voor Moderne Vreemde Talen. De Vlaamse Regering bepaalt vanaf wanneer de huurder aan de verplichting moet voldoen en de wijze waarop de taalvaardigheid wordt vastgesteld;
[…]
Als de huurder aantoont dat hij blijvend niet kan voldoen aan de verplichting, vermeld in het eerste lid, 5° en 6°, omdat hij ernstig ziek is of een mentale of fysieke handicap heeft of over beperkte cognitieve vaardigheden beschikt, wordt hij vrijgesteld van die verplichting. De Vlaamse Regering bepaalt de wijze waarop de huurder dat kan aantonen. De Vlaamse Regering bepaalt een uitstelregeling voor de huurder die om beroepsmatige, medische of persoonlijke redenen tijdelijk niet kan voldoen aan de verplichting.
[…] ».
 
Die wijziging wordt in de parlementaire voorbereiding als volgt toegelicht :
« Volgens de huidige regelgeving moet een sociale huurder 1 jaar nadat hij huurder is geworden, voldoen aan de basistaalvaardigheid Nederlands. De basistaalvaardigheid Nederlands is vastgesteld op niveau A1 van het Europees Referentiekader voor Moderne Vreemde Talen. De attesten, bewijzen, documenten die dat aantonen, worden limitatief opgesomd in het Besluit Vlaamse Codex Wonen (zie art. 6.38). Het betreft de mondelinge taalvaardigheid. De verhuurder gaat na of de huurder aan de huurdersverplichting voldoet. De basiskennis A1 wordt op het terrein echter als onvoldoende aangevoeld om een minimale basiscommunicatie tussen verhuurder en huurder tot stand te brengen.
Om een vlottere communicatie mogelijk te maken, werd dan ook beslist in het Vlaams Regeerakkoord om 1 niveau hoger te schakelen. Dat niveau is nog steeds het niveau van een basisgebruiker. […]
[…]
Het niet beschikken over een basiskennis van het Nederlands kan problemen geven op het vlak van leefbaarheid en veiligheid in de sociale wooncomplexen, die te wijten zijn aan de gebrekkige communicatie tussen de sociale huurders en de verhuurder en tussen de sociale huurders onderling. Het gevoel van betrokkenheid en de sociale cohesie worden vergroot als sociale huurders beschikken over een gemeenschappelijke taal. De voorschriften van de sociale verhuurder in sommige wooncomplexen worden onvoldoende begrepen ten gevolge van een gebrekkige kennis van het Nederlands in hoofde van de sociale huurders. Sommige sociale huurders begrijpen hun rechten en plichten op dit moment onvoldoende en geraken achtergesteld omdat ze hun verzoeken niet kenbaar kunnen maken. Een betere kennis van het Nederlands moet hier een oplossing bieden. Op advies van de Raad van State wordt nog verder verduidelijkt waarom het bestaande niveau A1 niet volstaat. Met het A1 niveau kan men slechts langzaam en aarzelend Nederlands spreken en begrijpt men slechts een kort, langzaam gesproken babbeltje met veel herhaling. Men kan bijvoorbeeld ook alleen maar aangeven wie men is, hoe oud men is en hoeveel kinderen men heeft. Ook als er problemen zouden opduiken inzake woonoverlast zal het A1-niveau niet voldoende zijn om alles goed te begrijpen. Het huidige A1-niveau staat dan ook een vlotte communicatie tussen verhuurder en huurder en huurders onderling in de weg » (Parl. St., Vlaams Parlement, 2020-2021, nr. 828/1, pp. 31-32).
 
B.12.3. Wat de persoon betreft die, als huurder, een sociale woning betrekt die gelegen is in een randgemeente in de zin van artikel 7 van de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, gecoördineerd op 18 juli 1966, is de bekritiseerde taalkennisverplichting het gevolg van artikel 6.20, eerste lid, 6°, van de Vlaamse Codex Wonen, zoals gewijzigd bij artikel 178, 1°, van het decreet van 9 juli 2021.
 
Artikel 6.20 van de Vlaamse Codex Wonen vindt zijn oorsprong in artikel 92, § 3, eerste lid, 7°, van de Vlaamse Wooncode. Zoals het Hof heeft geoordeeld bij zijn arrest nr. 136/2019 van 17 oktober 2019 (ECLI:BE:GHCC:2019:ARR.136), is de in die bepaling geformuleerde verplichting niet van toepassing op de Franstalige huurder van een sociale woning gelegen in een randgemeente.
 
Zij vermindert dus niet het beschermingsniveau van het recht op een behoorlijke huisvesting van een dergelijke huurder.
 
B.12.4. De niet-Franstalige huurder die een sociale woning betrekt die in een randgemeente is gelegen en de huurder die een sociale woning betrekt die in een andere gemeente van het Nederlandse taalgebied is gelegen dan een van de taalgrensgemeenten, werden bij artikel 92, § 3, eerste lid, 7°, en artikel 92, § 3, eerste lid, 6°, van de Vlaamse Wooncode ertoe verplicht over een niveau van taalvaardigheid van het Nederlands te beschikken dat overeenstemt met het niveau A1 van het Gemeenschappelijk Europees Referentiekader voor Moderne Vreemde Talen. Artikel 178, 1°, verhoogt dat niveau naar A2.
 
Het niveau A1 is « het laagste niveau van generatief taalgebruik, het punt waarop leerders op een eenvoudige manier interactief kunnen zijn, eenvoudige vragen kunnen stellen en beantwoorden over zichzelf, over waar ze wonen, over wie ze kennen en over dingen die ze hebben, eenvoudige uitspraken kunnen doen en beantwoorden op het gebied van primaire behoeften of over zeer vertrouwde onderwerpen, en niet meer uitsluitend vertrouwen op een zeer beperkt, lexicaal geordend repertoire van situatiegebonden frasen » (Gemeenschappelijk Europees Referentiekader voor Moderne Vreemde Talen, 3.6). De persoon die dat niveau heeft bereikt, kan « vertrouwde dagelijkse uitdrukkingen en basiszinnen, gericht op de bevrediging van concrete behoeften, begrijpen en gebruiken », « zichzelf aan anderen voorstellen en […] vragen stellen en beantwoorden over persoonlijke gegevens zoals waar hij/zij woont, wie hij/zij kent en dingen die hij/zij bezit » en « op een simpele wijze reageren, aangenomen dat de andere persoon langzaam en duidelijk praat en bereid is om te helpen » (ibid., 3.3).
 
Het niveau A2 is het volgende taalniveau. De persoon die dat niveau heeft bereikt, kan « zinnen en regelmatig voorkomende uitdrukkingen begrijpen die verband hebben met zaken van direct belang (bijvoorbeeld persoonsgegevens, familie, winkelen, plaatselijke geografie, werk) », kan « communiceren in simpele en alledaagse taken die een eenvoudige en directe uitwisseling over vertrouwde en alledaagse kwesties vereisen » en kan « in eenvoudige bewoordingen aspecten van de eigen achtergrond, de onmiddellijke omgeving en kwesties op het gebied van directe behoeften beschrijven » (ibid., 3.3).
 
Die verhoging van het taalniveau vermindert het beschermingsniveau van het recht op een behoorlijke huisvesting van een dergelijke huurder. Het verstrengde taalkennisvereiste dat krachtens artikel 6.43 van de Vlaamse Codex Wonen op straffe van administratieve geldboete is opgelegd, zou immers ertoe kunnen leiden dat een kandidaat-huurder afziet van zijn inschrijving in het kandidatenregister, of dat een persoon nadat hij huurder is geworden toch nog afziet van zijn sociale woning of gedwongen de sociale woning moet verlaten doordat hij betaalproblemen krijgt ten gevolge van een of meerdere administratieve geldboetes die hem krachtens artikel 6.43 van de Vlaamse Codex Wonen zijn opgelegd.
 
Het Hof dient te onderzoeken of die achteruitgang aanzienlijk is.
 
B.13.1. De verhoging van het taalniveau van A1 naar A2 vormt een beperkte verhoging. Het niveau A2 blijft net zoals het niveau A1 een basisniveau. De persoon die het niveau A2 haalt, wordt nog steeds beschouwd als een basisgebruiker. Om niet langer als basisgebruiker te worden beschouwd, moet men het volgende niveau halen, zijnde het niveau B1.
 
Zoals de Raad van State opmerkt in zijn advies, blijkt bovendien uit de memorie van toelichting « dat de termijn van een jaar waarover de huurder thans beschikt om aan die verplichting te voldoen, zal worden verlengd om die termijn af te stemmen op de duurtijd van het volgen van Nederlandse lessen om niveau A2 te halen. Ofschoon die versoepeling niet uit het voorontwerp zelf blijkt, maar uit een nog te nemen besluit van de Vlaamse Regering, kan er wel rekening mee worden gehouden om de weerslag te bepalen van de verhoging van de taalvaardigheidsvereiste waarin de ontworpen regeling voorziet. Dat besluit zal immers, als een compenserende maatregel, mee deel uitmaken van de context waarbinnen de ontworpen bepaling moet worden beoordeeld. Er zal dan wel moeten worden op toegezien dat het Besluit Vlaamse Codex Wonen van 2021 in de aangegeven zin wordt gewijzigd en dat die wijziging samen met de ontworpen bepalingen in werking treedt » (Parl. St., Vlaams Parlement, 2020-2021, nr. 828/1, p. 400).
 
Bij artikel 37, 1°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 17 december 2021 « tot wijziging van het Besluit Vlaamse Codex Wonen van 2021, wat betreft de sociale huur », werd de termijn om aan de taalvereiste te voldoen, zoals bepaald in artikel 6.38, eerste lid, van het Besluit Vlaamse Codex Wonen, daadwerkelijk verlengd van één jaar naar twee jaar, vanaf het moment van de inwerkingtreding van artikel 178 van het decreet van 9 juli 2021.
 
De vermindering van het beschermingsniveau is bijgevolg niet aanzienlijk.
 
B.13.2. Artikel 178, 1°, van het decreet van 9 juli 2021 raakt verder ook niet aan de wettelijke context op grond waarvan het Hof bij zijn arrest nr. 136/2019 van 17 oktober 2019 (ECLI:BE:GHCC:2019:ARR.136) oordeelde dat de invoering van de taalkennisvereiste met niveau A1 geen aanzienlijke achteruitgang van het beschermingsniveau uitmaakt ten aanzien van de voordien bestaande verplichting om aan te tonen bereid te zijn om Nederlands aan te leren, maar integendeel bijdraagt tot de inwerkingstelling van het recht op een behoorlijke huisvesting van de bij die bepalingen beoogde huurders :
 
« B.27. Om te beoordelen of de in B.26.1 beschreven verplichting een aanzienlijke achteruitgang met zich meebrengt van het niveau van bescherming van het recht op een behoorlijke huisvesting dat bestond toen de in B.26.2 beschreven verplichting van kracht was, dient rekening te worden gehouden met de wettelijke context van de bestreden bepalingen.
B.28. Vóór de inwerkingtreding van de bestreden bepalingen kon de kandidaat-huurder van een sociale woning, die ertoe gehouden was ‘ bereid te zijn om Nederlands aan te leren ’ enkel in het kandidatenregister van de verhuurder worden ingeschreven indien hij die bereidheid had aangetoond (artikel 93, § 1, tweede lid, 2° en 3°, van de Vlaamse Wooncode, ingevoegd bij artikel 7, 2°, van het decreet van 15 december 2006).
Sinds de inwerkingtreding van de bestreden bepalingen is de inschrijving van een kandidaat niet langer aan enige taalvoorwaarde onderworpen (artikel 93, § 1, van dezelfde Code, zoals gewijzigd bij artikel 3, 1°, van het decreet van 10 maart 2017).
Voortaan dient de verhuurder de kandidaat alleen uitdrukkelijk op de hoogte te brengen van de in de bestreden bepalingen geformuleerde taalverplichting (artikel 93, § 1, vijfde lid, van dezelfde Code, zoals gewijzigd bij artikel 3, 2°, van het decreet van 10 maart 2017).
B.29.1. Vóór de inwerkingtreding van de bestreden bepalingen kon een sociale woning slechts aan de in B.28 vermelde ingeschreven kandidaat worden toegewezen indien die vooraf zijn bereidheid om het Nederlands te leren had aangetoond (artikel 95, § 1, eerste lid, 2° en 3°, van de Vlaamse Wooncode, ingevoegd bij artikel 8 van het decreet van 15 december 2006, vervolgens gewijzigd bij artikel 50, 1°, van het decreet van 31 mei 2013 ‘ houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen ’).
Sinds de inwerkingtreding van de bestreden bepalingen is de toewijzing van een sociale woning aan een kandidaat niet langer aan enige taalvoorwaarde onderworpen (artikel 95, § 1, van dezelfde Code, zoals gewijzigd bij artikel 4 van het decreet van 10 maart 2017).
B.29.2. Vóór de inwerkingtreding van de bestreden bepalingen kon de verhuurder van een sociale woning, mits een opzeggingstermijn in acht werd genomen, de huurovereenkomst met betrekking tot een sociale woning opzeggen wegens een ernstige of blijvende tekortkoming van de huurder met betrekking tot zijn verplichting ‘ bereid te zijn om Nederlands te leren ’ (artikel 98, § 3, eerste lid, 2°, van de Vlaamse Wooncode, vervangen bij artikel 10 van het decreet van 15 december 2006, vervolgens gewijzigd bij artikel 42, 4°, van het decreet van 14 oktober 2016 ‘ houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen ’ en bij artikel 52, 10°, van het decreet van 31 mei 2013).
Sinds de inwerkingtreding van de bestreden bepalingen kan de tekortkoming van de huurder van een sociale woning met betrekking tot de voormelde taalverplichting niet langer de opzegging van de huurovereenkomst verantwoorden (artikel 98, § 3, eerste lid, 2°, van dezelfde Code, zoals gewijzigd bij artikel 5 van het decreet van 10 maart 2017).
B.29.3. Vóór de inwerkingtreding van de bestreden bepalingen kon van de kandidaat-huurder van een sociale woning of van de huurder van een dergelijke woning geen ‘ bereidheid om Nederlands te leren ’ worden geëist wanneer die aan de hand van een medisch attest kon bewijzen dat het wegens een ernstige ziekte of een mentale of fysieke handicap voor hem blijvend onmogelijk was om een kennis van het Nederlands te verwerven die overeenstemt met het niveau A1 van het Gemeenschappelijk Europees Referentiekader voor Moderne Vreemde Talen (artikel 92, § 3, 6° en 7°, van de Vlaamse Wooncode; artikel 93, § 1, eerste lid, 2° en 3°, van dezelfde Code, ingevoegd bij artikel 7, 2°, van het decreet van 15 december 2006; artikel 95, § 1, eerste lid, 2° en 3°, van dezelfde Code, ingevoegd bij artikel 8 van het decreet van 15 december 2006, vervolgens gewijzigd bij artikel 50, 1°, van het decreet van 31 mei 2013).
Zoals in B.28 is vermeld, wordt de in de bestreden bepalingen geformuleerde taalvaardigheidsverplichting niet opgelegd aan de kandidaat-huurder van een sociale woning en betreft zij enkel de huurder van een dergelijke woning. Die laatste wordt echter van die verplichting vrijgesteld, niet alleen wanneer een ernstige ziekte of een mentale of fysieke handicap de verwerving van het vereiste niveau van kennis van het Nederlands blijvend onmogelijk maakt, maar ook wanneer die onmogelijkheid het gevolg is van beperkte cognitieve vaardigheden (artikel 92, § 3, derde lid, van dezelfde Code, ingevoegd bij artikel 2, 3°, van het decreet van 10 maart 2007).
B.29.4. Zoals in B.28 is vermeld, wordt de kandidaat-huurder van een sociale woning vanaf zijn inschrijving in het kandidatenregister uitdrukkelijk op de hoogte gebracht van de in de bestreden bepalingen geformuleerde taalvaardigheidsverplichting, hetgeen hem in staat stelt vanaf dat ogenblik de nodige stappen te zetten om die toekomstige verplichting in acht te nemen (Parl. St., Vlaams Parlement, 2016-2017, nr. 1045/1, pp. 3, 5 en 14; ibid., nr. 1045/2, p. 9). Zoals in B.29.1 is vermeld, is de huurder van een sociale woning evenwel niet ertoe gehouden op het ogenblik van de inwerkingtreding van de huurovereenkomst over de vereiste kennis van het Nederlands te beschikken. Vanaf dat ogenblik beschikt hij nog over een termijn om die kennis te verwerven (artikel 92, § 3, 6° en 7°, van de Vlaamse Wooncode).
Indien hij om beroepsmatige, medische of persoonlijke redenen tijdelijk niet in staat is om binnen de opgelegde termijn het vereiste kennisniveau te verwerven, kan hij bovendien daartoe het voordeel van een extra termijn genieten (artikel 92, § 3, derde lid, van de Vlaamse Wooncode, ingevoegd bij artikel 2, 3°, van het decreet van 10 maart 2007).
B.29.5. Wanneer de huurder van een sociale woning de in de bestreden bepalingen geformuleerde taalkennisverplichting niet naleeft, kan de verhuurder, onder bepaalde voorwaarden, en indien de huurder daarmee instemt, hem begeleiden of laten begeleiden met het oog op de inachtneming van die verplichting (artikel 92, § 3, tweede lid, van de Vlaamse Wooncode, ingevoegd bij artikel 2, 3°, van het decreet van 10 maart 2007).
B.29.6. De huurder van een sociale woning heeft toegang tot een ruim aanbod kosteloze cursussen Nederlands (Parl. St., Vlaams Parlement, 2016-2017, nr. 1045/1, pp. 4, 5 en 7-8; ibid., nr. 1045/2, p. 4).
B.29.7. Tot slot is de in de bestreden bepalingen beoogde basiskennis van het Nederlands in elk geval nuttig voor de huurder van een in het Nederlandse taalgebied gelegen sociale woning. Die kennis kan hem in staat stellen de draagwijdte van de rechten en plichten die voortvloeien uit de gesloten huurovereenkomst beter te begrijpen, die rechten te doen gelden en die plichten in acht te nemen, met name door te communiceren met de personen die hem, indien nodig, daartoe zullen kunnen helpen.
De ontstentenis van een basiskennis van het Nederlands kan de veiligheid en de leefbaarheid in de sociale wooncomplexen in het gedrang brengen wegens een gebrekkige communicatie tussen de huurders alsook tussen die laatsten en de verhuurder, omdat die personen niet over een gemeenschappelijke taal zouden beschikken. Een sociale huurder kan bovendien worden benadeeld omdat hij niet in staat is een vraag in verband met zijn rechten uit te drukken (Parl. St., Vlaams Parlement, 2016-2017, nr. 1045/1, pp. 3, 6 en 7).
In die omstandigheden draagt de bij de bestreden bepalingen opgelegde kennis van het Nederlands bij tot de inwerkingstelling van het recht op een behoorlijke huisvesting van de bij die bepalingen beoogde huurders ».
 
B.13.3. Tot slot volgt uit artikel 220 van het decreet van 9 juli 2021 dat voor de huurder die vóór de datum van de inwerkingtreding van artikel 178 van dat decreet een sociale huurwoning huurde, en die aan de verplichting, vermeld in artikel 6.20, eerste lid, 5° en 6°, van de Vlaamse Codex Wonen, zoals van kracht vóór de datum van de inwerkingtreding van artikel 178 van het decreet van 9 juli 2021, moest voldoen, de verplichting, vermeld in artikel 6.20, eerste lid, 5° en 6°, van de Vlaamse Codex Wonen, zoals van kracht vóór de datum van de inwerkingtreding van artikel 178 van dat decreet, blijft gelden (artikel 220, eerste lid).
 
B.13.4. Aangezien de bestreden bepaling het door de van toepassing zijnde wetgeving geboden beschermingsniveau niet aanzienlijk vermindert, is zij bestaanbaar met de in artikel 23 van de Grondwet vervatte standstill-verplichting.
 
B.13.5. Het zesde middel is niet gegrond.