Hof van Cassatie - C.10.0394.F - 21-04-2011

Samenvatting

Artikel 4, eerste lid, Grondwet die van toepassing was toen de eiser de Belgische nationaliteit die hij wil herwinnen, verkreeg en verloor, stelt dat de staat van Belg verkregen, behouden en verloren wordt volgens de regels bij de burgerlijke wet gesteld. Volgens artikel 1, vierde lid van die tekst gelden voor de koloniën, overzeese bezittingen of beschermde gebieden die België kan verkrijgen, bijzondere wetten. Krachtens artikel 1, eerste lid, van de wet van 18 oktober 1908 op het beheer van de Belgische Congo, het zogeheten Koloniaal Charter, heeft Belgisch Congo een rechtspersoonlijkheid die onderscheiden is van die van het moederland en wordt het door afzonderlijke wetten beheerst. Artikel 4 van het charter bepaalt dat de Belgen, de ingeschreven Congolezen en de vreemdelingen al de burgerlijke rechten genieten die erkend zijn door de wetgeving van het Belgische Congoland. Hun persoonlijk statuut wordt beheerst door hun nationale wetten voor zover deze niet strijden met de openbare orde. Uit die bepaling volgt dat, indien de Congolezen, na de annexatie van Congo bij België, de Belgische nationaliteit hebben verkregen, dat dan niet is gebeurd krachtens de nationaliteitswetten van het moederland, maar wel krachtens soortgelijke regels die vervat zijn in titel I van het boek I Congolese Burgerlijk Wetboek en die, aangezien ze niet met de openbare orde streden, effect zijn blijven sorteren. Artikel 24, eerste lid, WBN bepaalt dat degene die de Belgische nationaliteit anders dan door vervallenverklaring heeft verloren, ze kan herkrijgen door een verklaring van nationaliteitskeuze op basis van artikel 15 WBN onder de voorwaarden dat hij ten minste achttien jaar oud is en dat hij gedurende de twaalf maanden die aan de verklaring voorafgaan zijn hoofdverblijf in België heeft gehad. Vóór de inwerkingtreding van dat wetboek werd de herkrijging van de Belgische nationaliteit, onder analoge voorwaarden, geregeld door artikel 19 van de op 14 december 1932 gecoördineerde wetten op de verwerving, het verlies en de herkrijging van de nationaliteit.Artikel 2, § 4, van de wet van 22 december 1961 betreffende de verwerving of herkrijging van de Belgische nationaliteit door de buitenlanders die geboren zijn of hun woonplaats hebben op het grondgebied van de Republiek Congo of door de Congolezen die hun gewone verblijfplaats in België hebben gehad, heeft voor personen die op 30 juni 1960 de staat hadden van Belg met Congolees statuut, tijdelijk de mogelijkheid geboden om de staat van Belg via nationaliteitskeuze te verkrijgen. Degenen die verzuimd hadden tijdig een verklaring van keuze voor de Belgische nationaliteit af te leggen op grond van voornoemd artikel 2, § 4, hebben op grond van artikel 28, § 1, van het Wetboek van de Belgische Nationaliteit, de kans gekregen om die verklaring af te leggen, op de wijze bepaald bij artikel 15, binnen twee jaar na de inwerkingtreding, op 1 januari 1985, van die bepaling.Uit al die bepalingen volgt dat de in artikel 24 Wetboek van de Belgische nationaliteit bedoelde mogelijkheid om de Belgische nationaliteit te herkrijgen niet geldt voor de Belgen met Congolees statuut, die de Belgische nationaliteit niet hadden verkregen op grond van de nationaliteitswetten van het moederland.