RvV: Leden Turkse Hezbollah lopen nog altijd risico op vervolging

In arrest nr. 288.183 van 27 april 2023 erkent de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen (RvV) een voormalig lid van de Turkse Hezbollah als vluchteling. De RvV herziet de beslissing van het Commissariaat-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen (CGVS). Het CGVS oordeelde dat de omstandigheden die in het verleden aanleiding zouden hebben kunnen geven tot een gegronde vrees voor vervolging, op het moment van de beslissing niet langer aanwezig waren. Het CGVS baseerde zich hiervoor vooral op de aanname dat er in de huidige context een vergevingsgezinde houding bestaat tegenover voormalige leden van de Hezbollah. De RvV oordeelde echter dat dit een te selectieve interpretatie is en dat leden van de Hezbollah ook vandaag nog worden vervolgd door de Turkse autoriteiten.

Lidmaatschap Hezbollah niet voldoende voor 1F-uitsluiting vluchtelingenstatus

In de eerste plaats oordeelt de RvV of het reeds vastgestelde lidmaatschap van de verzoeker van de Turkse Hezbollah aanleiding geeft tot uitsluiting van het vluchtelingenstatuut op basis van artikel 1F van de Conventie van Genève. Volgens dit artikel kan een land een verzoeker uitsluiten van de vluchtelingenstatus door het plegen van een ernstig misdrijf of door zich schuldig te maken aan handelingen in strijd met de doelstellingen en beginselen van de Verenigde Naties. Het lidmaatschap van de Turkse Hezbollah is op zich niet voldoende om aan te nemen dat er serieuze gronden bestaan om de persoon te verdenken van bovengenoemde misdrijven of handelingen. De RvV merkt op dat de veroordeling in Turkije enkel gebaseerd was op zijn loutere lidmaatschap van de Hezbollah dat hem werd toegeschreven door de Turkse autoriteiten, en dat hij in het kader van datzelfde vonnis al werd vrijgesproken.

CGVS: gegronde vrees vervolging als lid Turkse Hezbollah niet meer actueel

De verzoeker werd in Turkije meermaals veroordeeld en gefolterd naar aanleiding van zijn lidmaatschap van de Hezbollah. Artikel 48/7 Verblijfswet (Vw) kadert welke impact een beleefde vervolging heeft op een toekomstig risico op vervolging. Dit kan namelijk een duidelijke aanwijzing zijn dat de vrees voor vervolging gegrond is, tenzij er goede redenen zijn om aan te nemen dat die vervolging of ernstige schade zich niet opnieuw zal voordoen.

Het CGVS achtte de gegronde vrees voor vervolging niet langer actueel. Ze baseerde zich hiervoor op de volgende vaststellingen;

  • In 2019 werden meer dan 100 leden van de Hezbollah vrijgelaten door de Turkse autoriteiten, na de vaststelling dat zij waren veroordeeld door partijdige gerechtelijke instanties
  • Het hoofd van het toenmalige gerechtshof dat de verzoeker had veroordeeld, wordt nu zelf vervolgd door de Turkse autoriteiten.

Het CGVS concludeerde hieruit dat de Turkse autoriteiten een vergevingsgezinde houding tonen naar de Hezbollah toe. Sinds de machtsovername van het AKP is er niet langer een openlijk vijandig klimaat waardoor de vrees voor een oneerlijk proces en een gevangenisstraf bij terugkeer niet langer gegrond is.

RvV: selectieve feitenlezing CGVS - Risico op vervolging wel nog altijd reëel

De RvV stelt dat er geen geldige reden is om aan te nemen dat de vervolging of ernstige schade zich niet opnieuw zal voordoen. De RvV stelt dat de motivering door het CGVS een selectieve lezing is van de feiten. De vrijlatingen van Hezbollah leden betroffen alleen personen die levenslange gevangenisstraffen uitzaten, of wiens juridische proces nog niet was afgesloten. De Turkse autoriteiten vervolgen nog altijd veel Hezbollah leden, die ze als ‘terroristen’ beschouwen. Het CGVS neemt ten onrechte aan dat de vervolging of ernstige schade zich niet opnieuw zal voordoen bij terugkeer. De omstandigheden waar de vrees voor vervolging uit voortkomt, zijn nog altijd aanwezig.

Bericht van Vluchtelingenwerk Vlaanderen