Raad voor Vreemdelingenbetwistingen - 161.548 - 8-02-2016

Samenvatting

Zoals blijkt uit de feiten vernietigde de Raad bij arrest nr. 159 369 van 24 december 2015 de beslissing van de gemachtigde van 20 november 2013 waarbij verzoekers’ eerste aanvraag van 31 juli 2009 ongegrond werd verklaard.
 
Als gevolg daarvan gaat de Raad er van uit dat verzoekers terugvallen op een ontvankelijk verklaarde aanvraag om machtiging tot verblijf die ingediend werd op grond van artikel 9ter van de Vreemdelingenwet. Verzoekers hebben derhalve opnieuw een verblijfsgrond in afwachting van een beslissing ten gronde over hun aanvraag om verblijfsmachtiging om medische redenen. Zij hebben op grond van artikel 7, tweede lid van het koninklijk besluit van 17 mei 2007 tot vaststelling van de uitvoeringsmodaliteiten van de wet van 15 september 2006 tot wijziging van de Vreemdelingenwet met name recht op een attest van immatriculatie en kunnen derhalve niet meer het voorwerp uitmaken van een bevel om het grondgebied te verlaten op grond van de hoofdvaststelling dat zij zich op illegale wijze in het Rijk bevinden op grond van artikel 7, eerste lid, 1° van de Vreemdelingenwet (RvS 26 maart 2015, nr. 11.182 en RvV AV 23 oktober 2013, nr. 112 609). Evenmin kunnen verzoekers het voorwerp uitmaken van inreisverboden, die bovendien expliciet op verwijderingsmaatregelen steunen.
 
Een persoon kan niet gelijktijdig het voorwerp uitmaken van een verblijfsrecht en van een bevel om het grondgebied te verlaten vergezeld van een inreisverbod. De afgifte van een attest van immatriculatie heeft als gevolg dat de bevelen evenals de inreisverboden van 26 mei 2015 uit het rechtsverkeer verdwijnen en geen rechtsgevolgen meer kunnen ressorteren.
 
Uit de rechtspraak van de Raad van State blijkt dat er geen inreisverbod mogelijk is zonder beslissing tot verwijdering (RvS 18 december 2013, nr. 225.871 en RvS 26 juni 2014, nr. 227.898).
 
In de bestreden inreisverboden wordt gesteld: “De beslissing tot verwijdering van 26.05.2015 gaat gepaard met dit inreisverbod.”
 
Zoals blijkt uit het feitenrelaas, werden deze bevelen om het grondgebied te verlaten waarnaar verwezen wordt in de bestreden inreisverboden, vernietigd door de Raad bij arrest nr. 161 547 van 8 februari 2016.
 
Nu de beslissingen tot verwijdering van 26 mei 2015 waarop de bestreden inreisverboden expliciet steunen, werden vernietigd, kunnen de inreisverboden niet langer staande blijven zodat deze evenzeer moeten worden vernietigd.
 
De Raad acht het aangewezen deze inreisverboden eveneens uit het rechtsverkeer te verwijderen omwille van de rechtszekerheid, dermate dat verweerder de mogelijkheid heeft een nieuw onderzoek te doen nu conform artikel 74/11, § 3, laatste lid het inreisverbod niet kan ingaan tegen de bepalingen zoals onder meer gedefinieerd in artikel 9ter van de Vreemdelingenwet en als gevolg van de vernietiging in het arrest met nummer 159 369 de gemachtigde tot een nieuw onderzoek ten gronde van de eerste aanvraag  van 31 juli 2009 gehouden is.