Raad voor Vreemdelingenbetwistingen - 141.108 - 17-03-2015

Samenvatting

In casu werd aan de verzoekende partij onder een bijlage 20, het verblijf van meer dan drie maanden geweigerd met bevel om het grondgebied te verlaten, met als enig motief dat verzoekster, conform artikel 40ter van de vreemdelingenwet, de leeftijd van 21 jaar nog niet bereikt had.
 
De verzoekende partij betwist dit niet, maar betoogt “dat nergens uit de bestreden beslissing blijkt dat de tegenpartij wel degelijk een onderzoek heeft gevoerd naar de uitoefening van het fundamenteel recht op vrij personenverkeer. Er wordt slechts verwezen naar artikel 40bis Vw. Enige argumentering omtrent de daadwerkelijk en effectieve uitvoering van het Europees recht op vrij personenverkeer door de echtgenoot van verzoekster blijkt volledig zoek in de bestreden beslissing.”
 
Zij kan daarin worden gevolgd. Nu de Raad alleen maar kan vaststellen dat uit de bestreden beslissing niet blijkt dat is onderzocht of verzoekster verblijfsrecht heeft op grond van de uitoefening van het fundamenteel recht op vrij personenverkeer, is het middel, gestoeld op de schending van de formele motiveringsplicht, gegrond. Gelet op de boven geciteerde argumentatie van de verzoekende partij geldt deze vaststelling des te meer nu de verwerende partij in de bestreden beslissing besluit “dat uit het onderzoek van het administratief dossier blijkt dat zij geen aanspraak kan maken op enige verblijfsrecht op basis van een andere rechtsgrond.”
 
De repliek van de verwerende partij in haar nota met opmerkingen betreft een a posteriori motivering laat niet toe tot een ander besluit te komen.