Europees Hof voor de Rechten van de Mens - 50376/13 - 10-10-2019

Samenvatting

In deze zaak beslist het EHRM dat het feit dat een Guineese minderjarige jongen gedurende 40 nachten geen opvang heeft gekregen geen schending van artikel 3 EVRM is, omdat hij door de Franse rechtbank toen als meerderjarig werd beschouwd.
 
 
Feiten: Guineese niet begeleide minderjarige 40 nachten zonder opvang in Frankrijk
 
De verzoeker is een Guineese jongen, aangekomen in Frankrijk op 23 september 2012. Uit een botscan d.d. 25 september 2012 blijkt dat hij meerderjarig zou zijn (19 jaar). Toch beslist een eerste rechter dat de verzoeker als minderjarig moest beschouwd worden, op basis van zijn Guineese geboorteakte, én omdat geen enkel element toont dat het document vervalst zou zijn. Op 4 juni 2013 hervormt het Hof van beroep het eerste vonnis en beschouwt hem als meerderjarig. Het Hof van beroep betwijfelt de authenticiteit van beide uittreksels van de geboorteakte: de eerste, afgeleverd in Guinee omdat het niet gelegaliseerd is, en de tweede, afgeleverd door het Guineese consulaat in Frankrijk, omdat de originele geboorteakte niet bij dat consulaat bewaard wordt. Een maand later moet de jongen zijn opvangplaats verlaten, een appartement dat hij met een andere minderjarige deelde. Hij wou niet vrijwillig vertrekken en de sleutels teruggeven dus werden de sloten vervangen, waardoor de verzoeker ook tijdelijk geen toegang meer had tot zijn spullen. Een asielaanvraag werd vervolgens door de Franse autoriteiten geregistreerd. Hij kon nadien onderdak vinden in een tijdelijk opvangcentrum maar was gedurende 40 nachten aan zijn lot over gelaten. Vanaf november 2013 kon hij in een internaat verblijven. Op 31 juli 2014 werd hij opnieuw als minderjarig beschouwd op basis van een verkregen Guinees paspoort.
 
Voor het EHRM beweert de verzoeker dat het gebrek aan opvang gedurende 40 nachten artikel 3 EVRM schendt.  
 
Geen schending artikel 3 EVRM
 
Het EHRM bevestigt dat de kwetsbare situatie van – begeleide of niet-begeleide – minderjarigen op de hoedanigheid van vreemdeling zonder wettig verblijf moet primeren en dit in alle zaken m.b.t. de opvang van minderjarigen (§94). Toch beslist het EHRM dat het gebrek aan opvang gedurende 40 nachten artikel 3 EVRM in casu niet schendt. Het EHRM berust zijn oordeel op twee elementen. Ten eerste konden de Franse autoriteiten hem als meerderjarig beschouwen na het arrest van het Hof van beroep van juni 2013. Zijn minderjarigheid was toen niet bewezen door gebrek aan betrouwbare documenten. Volgens het EHRM konden de Franse autoriteiten gedurende die periode terecht geen toegang tot het jeugdbeschermingssysteem waarborgen. Ten tweede geeft de verzoeker geen details over zijn levensomstandigheden gedurende die periode (onderdakplaatsen, toegang tot voedsel, mogelijkheid om zich te wassen, medische zorgen…). Het EHRM trekt dus de conclusie dat, hoewel zijn situatie moeilijk was, artikel 3 EVRM niet geschonden is.