Hof van Cassatie - P.20.0224.N - 7-12-2020

Samenvatting

Door aldus te oordelen dat de eiser niet toegelaten of gemachtigd is om meer dan drie maanden in het Rijk te verblijven of om er zich te vestigen overeenkomstig de vreemdelingenwet in de zin van artikel 7bis, § 2, eerste lid, 2°, WBN, en op die grond de verkrijging van de Belgische nationaliteit krachtens artikel 12bis, § 1, 1°, WBN af te wijzen, terwijl de lijst van verblijfsdocumenten vermeld in artikel 4 koninklijk besluit van 14 januari 2013 niet limitatief is voor Unieburgers, die hun rechtstreeks uit het Unierecht voortvloeiend verblijfsrecht kunnen aantonen met elk bewijsmiddel, inclusief het bijzonder verblijfsdocument toegekend krachtens artikel 3, 3° en 5°, koninklijk besluit van 30 oktober 1991, verantwoorden de appelrechters hun beslissing niet naar recht.