Raad van State - 12.106 - 24-08-2016

Samenvatting

Er kan de magistraat van de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen niet worden verweten een verkeerde lezing van art. 10, § 2 van de vreemdelingenwet te hebben toegepast. Een contract op basis van art. 60, §7 van de OCMW-wet is tijdelijk omdat de tewerkstelling eindigt wanneer de werknemer voldoet aan de voorwaarden voor sociale uitkeringen. Deze inkomsten kunnen bijgevolg niet gezien worden als stabiele en toereikende bestaansmiddelen in de zin van art. 10, §2 van de vreemdelingenwet. Artikel 60 van de wet van 8 juli 1976 is bovendien een vorm van sociale bijstand toegekend door het OCMW dat zelf optreedt als tijdelijke werkgever, wat voldoende is om deze inkomsten uit te sluiten overeenkomstig art. artikel 10, § 5, 2° van de vreemdelingenwet.