Raad voor Vreemdelingenbetwistingen - 228.822 - 18-11-2019

Samenvatting

Om toepassing te kunnen maken van 4° van artikel 9ter, § 3 van de Vreemdelingenwet dient de ambtenaar-geneesheer vast te stellen dat de ziekte kennelijk niet beantwoordt aan een ziekte zoals voorzien in § 1, eerste lid van artikel 9ter van de vreemdelingenwet. Uit de voormelde memorie van toelichting blijkt dat dit inhoudt dat de ambtenaar-geneesheer vaststelt dat de ziekte een manifest gebrek aan ernst vertoont en geen aanleiding kan geven tot een verblijfsmachtiging. De hamvraag is wat dient verstaan te worden onder een ziekte die een manifest gebrek aan ernst vertoont. In de memorie van toelichting bij het wetsontwerp van 15 september 2006 die artikel 9ter invoerde, wordt een voorbeeld gegeven van een situatie waarbij het vaststaat dat deze niet ernstig is, met name twee dagen te bed moeten blijven (Parl. St. Kamer, 2005-2006, DOC 51 nr. 2478/001, 35). Niettegenstaande dit slechts een voorbeeld is, wordt hiermee toch al een indicatie gegeven van wat als manifest niet ernstig kan worden beschouwd.
 
In casu blijkt dat verzoekster bij haar aanvraag een standaard medisch getuigschrift heeft voorgelegd van 8 februari 2019 van dokter N.M. Het is niet betwist dat dit een specialist betreft, nl. een gynaecoloog. Deze heeft onder “A. Medische voorgeschiedenis” vermeldt: “Serums endometrial carcinoom” en onder “B Diagnose”: “Nieuwe diagnose van serums endometrial cr”. Bij “D Wat zouden de gevolgen en mogelijke complicaties zijn indien de behandeling wordt stopgezet?” wordt vermeld: “verspreid kanker/ metatsta”.”
 
Verzoekster erkent dat ze geen arts is, maar stelt dat haar aandoening uiteraard levensbedreigend is. De Raad stelt vast dat duidelijk blijkt uit dit medisch advies dat de behandelende gynaecoloog met precisie de diagnose heeft vastgesteld, met name een nieuwe “serums endometril carcinoom”. Zonder dat het toekomt aan de Raad te oordelen of dit levensbedreigend is, kan niet redelijkerwijs ontkend worden dat dit geen ziekte is die een manifest gebrek aan ernst vertoont of een banale aandoening zou zijn. Er blijkt nochtans uit de voorbereidende werken dat de medische filter die is ingevoerd in artikel 9ter, § 3, 4° van de Vreemdelingenwet, door de wetgever bedoeld is om aanvragen gestoeld op ziekten die een manifest gebrek aan ernst vertonen onontvankelijk te verklaren.
 
Overwegende dat het aan een verzoeker van een verblijfsmachtiging op grond van artikel 9ter van de Vreemdelingenwet toekomt om een standaard medisch getuigschrift voor te leggen zoals voorzien door de Koning bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad. Het komt ook aan de verzoeker toe alle nuttige en recente inlichtingen over zijn ziekte en de mogelijkheden en de toegankelijkheid tot een adequate behandeling in zijn herkomstland over te maken teneinde aan te tonen dat hij lijdt aan een ziekte die een reëel risico inhoudt voor zijn leven of fysieke integriteit of een reëel risico inhoudt op een onmenselijke en vernederende behandeling wanneer er geen adequate behandeling is in het herkomstland of land van gewoonlijk verblijf in de zin van § 1, eerste lid van artikel 9ter. Het is op die basis dat de ambtenaar-geneesheer zijn advies verschaft, tenzij hij het nodig acht een onderzoek van de vreemdeling te doen of een bijkomend advies van deskundigen in te winnen.
 
In casu kan niet blijken uit onderzoek van het administratief dossier dat de ambtenaar-geneesheer verzoekster heeft onderzocht, noch blijkt dat contact werd opgenomen met de behandelende gynaecoloog.
 
Nochtans bepalen de voorbereidende werken hieromtrent: “Indien de medische toestand van betrokkene op een duidelijke wijze vastgesteld kan worden op basis van het dossier van betrokkene- bijv. de betrokken medische attesten wijzen op een kankerpatiënt in terminale fase- zou het mensonterend zijn om betrokkene nog te gaan onderwerpen aan bijkomende onderzoeken. In dit geval is het ook overbodig om het bijkomend advies van deskundigen te gaan inwinnen. Het is evenmin nodig om betrokkene te gaan onderzoeken of het advies van deskundigen te gaan inwinnen indien niet duidelijk is wat de medische situatie is van betrokkene, maar vaststaat dat de situatie niet ernstig is (bijv. het medisch attest vermeldt dat betrokkene twee dagen het bed moet houden).
 
In het tegenovergesteld geval, namelijk indien het attest vermeldt dat betrokkene gedurende lange tijd bedlegerig is, maar het niet duidelijk is wat zijn precieze medische toestand is, is onderzoek van betrokkene wel aangewezen.” (Parl. St. Kamer, 2005-2006, DOC 51 nr. 2478/001, 35.)
 
Hieruit blijkt duidelijk dat de wetgever het aangewezen acht dat de ambtenaar-geneesheer overgaat tot een onderzoek van de betrokken vreemdeling of het inwinnen van bijkomend advies van een deskundige wanneer het niet duidelijk is wat de precieze medische toestand is, maar wel blijkt dat situatie ernstig is.
 
Uit het medisch advies blijkt dat de ambtenaar-geneesheer inderdaad uiteenzet dat de precieze medische toestand niet duidelijk is. De ambtenaar-geneesheer maakt wel gewag van een endometriumcarcinoom en legt uit dat dit een kanker is die ontstaat in het slijmvlies van de baarmoeder, die meestal ontdekt wordt doordat een postmenopauzale vrouw plots weer vaginaal bloedverlies vertoont. Tegelijk stelt de ambtenaar-geneesheer vast dat deze diagnose nog verder moet worden gestaafd, de stagering van de tumor nog moet uitgevoerd worden, met verwijzing naar bloedonderzoek en MRI zodat er geen uitspraak kan gedaan worden over de uitgebreidheid/stadium van de ziekte, noch over de te volgen therapie. De ambtenaar-geneesheer stelt dan ook in eerste instantie dat bijgevolg niet vastgesteld kan worden of de ziekte een reëel risico inhoudt voor het leven of de fysieke integriteit van Mw. D. noch of het een reëel risico inhoudt op een onmenselijke of vernederende behandeling, mocht er geen behandeling beschikbaar zijn in Kameroen (eigen benadrukken).
 
De Raad moet vaststellen dat het ingediende standaard medisch getuigschrift inderdaad op vage wijze werd ingevuld door de gynaecoloog wat betreft “C/Actuele behandeling en datum van opstarten behandeling”, nu daar geschreven staat: “Nog onderzoeken 1: bloedtest 2: NMR” Ook wat betreft de voorziene duur van de noodzakelijke behandeling, schrijft de gynaecoloog “plan nog niet gemaakt afv NMR”. Doch wat betreft de medische voorgeschiedenis en de diagnose stelt de gynaecoloog met voldoende precisie vast dat het gaat om “serums endometrial carcinoom”. Er blijkt niet dat verzoekster bij het indienen van de aanvraag zelf onzorgvuldig en nalatig heeft gehandeld. Er blijkt immers niet dat zij toen in de mogelijkheid was meer informatie te verschaffen, maar dit heeft nagelaten. De Raad is dan ook van oordeel dat zich in casu de situatie voordoet, zoals bedoeld in de voormelde voorbereidende werken waarbij de wetgever het aangewezen acht dat de ambtenaar-geneesheer overgaat tot een onderzoek van de betrokken vreemdeling of het inwinnen van bijkomend advies van een deskundige wanneer het niet duidelijk is wat de precieze medische toestand is, maar wel blijkt dat de situatie ernstig is.
In die zin kan in casu verzoekster gevolgd worden dat de arts-adviseur de mogelijkheid had voor het neerschrijven van het advies, ogenblik dat verzoekster overigens niet in de hand heeft, om aan te dringen op verdere duidelijkheid over de medische situatie door bijvoorbeeld andere stukken uit het medisch dossier op te vragen bij de behandelende gynaecoloog, of door bijvoorbeeld de behandelende gynaecoloog verduidelijking te vragen bij het woord “serums” voorafgaand aan endometrial carcinoom of door bijvoorbeeld aan verzoekster extra informatie te vragen. Thans kan de Raad niet anders dan vaststellen dat de arts-adviseur, ondanks de door haar uitdrukkelijk vastgestelde onduidelijkheid over aspecten van de medische situatie van verzoekster, op onzorgvuldige wijze toch tot de conclusie is gekomen dat de ziekte “kennelijk” geen ziekte is zoals voorzien in § 1, eerste lid van artikel 9ter van de Vreemdelingenwet.
 
Verweerder verwijst in de nota naar exact dezelfde voorbereidende werken en stelt terecht dat artikel 9ter, § 1, vijfde lid van de Vreemdelingenwet slechts in de mogelijkheid voorziet voor de arts-adviseur om, indien hij dit nodig acht, de vreemdeling te onderzoeken. De Raad erkent dat het hier inderdaad een mogelijkheid betreft en geen verplichting voor de arts-adviseur om de vreemdeling te onderzoeken of advies in te winnen van een deskundige. Verweerder vervolgt evenwel in de nota terecht dat “het […] de arts-adviseur [is] toegestaan om zich voor zijn advies louter te baseren op de neergelegde medische attesten zonder een eigen medisch onderzoek te voeren indien hij de mening is toegedaan dat hij ook zonder dergelijk persoonlijk onderzoek een onderbouwd advies kan geven. (verweerder zet dit zwart in de nota)”. De Raad moet evenwel in casu vaststellen dat de ambtenaar-geneesheer zich louter heeft gebaseerd op het neergelegde standaard medisch getuigschrift zonder de mening te zijn toegedaan dat ook zonder bijkomend onderzoek of bijkomende informatie een onderbouwd advies kan gegeven worden.
 
De ambtenaar-geneesheer heeft immers uitdrukkelijk uiteengezet in het advies waarom niet kan vastgesteld worden of de ziekte een reëel risico inhoudt voor het leven of de fysieke integriteit van Mw. D. noch of het een reëel risico inhoudt op een onmenselijke of vernederende behandeling, mocht er geen behandeling beschikbaar zijn in Kameroen (eigen benadrukken). Waar verweerder in de nota stelt dat verzoekster geen redenen aanbrengt waarom zij van mening is dat de ambtenaar-geneesheer zich niet kon beperken tot het verlenen van een advies op basis van de door haar aangebrachte documenten, kan de Raad niet volgen. Verzoekster wijst er bijvoorbeeld uitdrukkelijk op in het verzoekschrift dat het aangewezen bleek dat de ambtenaar-geneesheer in casu verduidelijking zou hebben gevraagd aan de gynaecoloog die het medisch advies schreef over de omschrijving van de ziekte, nu de ambtenaar-geneesheer in het advies laat blijken dat hij “serums” niet begrijpt door er uitdrukkelijk een vraagteken achter te plaatsen.
Waar verweerder in de nota met opmerkingen stelt dat verzoekster niet heeft aangetoond met welke gekende elementen het bestuur geen rekening heeft gehouden bij het nemen van de beslissing, zodat een schending van de zorgvuldigheidsplicht niet is aangetoond, meent de Raad dat verweerder eraan voorbijgaat dat het zorgvuldigheidsbeginsel eveneens inhoudt dat de overheid haar beslissing op een zorgvuldige wijze moet voorbereiden.
 
De Raad is in casu van oordeel dat de arts-adviseur is tekortgekomen aan de verplichting om op zorgvuldige wijze het medisch advies voor te bereiden of om met voldoende kennis van de elementen eigen aan de zaak te oordelen (zie in dezelfde zin RvS 9 oktober 2012, nr. 220.917).