Raad voor Vreemdelingenbetwistingen - 265.784 - 20-12-2021

Samenvatting

Verzoeker van Pakistaanse nationaliteit dient een aanvraag in voor gezinshereniging met zijn Belgische vader. Omdat hij reeds ouder dan 21 jaar is, dient hij aan te tonen dat hij ten laste is van zijn vader. Er moet bewezen worden dat een afhankelijkheidsrelatie bestond tussen verzoeker en zijn vader net voor de aanvraag gezinshereniging en van in het land van herkomst of origine.
 
Volgens verweerder is de verzoeker onvoldoende financieel en materieel afhankelijk van zijn vader ten tijde van het verzoek tot gezinshereniging. Dit is volgens verzoeker een kennelijke beoordelingsfout. Verzoeker verwijt de verweerder dat zij zich beperkt tot een algemene overweging en de situatie niet concreet analyseert. Zo kon verzoeker niet bewijzen dat hij in Pakistan niet over voldoende inkomsten beschikte, aangezien hij op het moment van de aanvraag niet in Pakistan maar in België woonde. Daarenboven betoogt verzoeker dat er een schending is van zijn recht op eerbiediging van privé-en gezinsleven in de zin van artikel 8 EVRM.
 
De Raad stelt dat de beslissing afdoende gemotiveerd moet zijn. Het begrip ‘afdoende’ impliceert dat de opgelegde motivering in rechte en in feite evenredig moet zijn aan het gewicht van de genomen beslissing. Zelfs al is een beslissing formeel gemotiveerd, en zelfs al kent verzoeker dus de motieven, dan nog kan het zijn dat de bestreden verblijfsweigering niet afdoende werd gemotiveerd. De Raad meent dat het ten laste zijn dient te worden beoordeeld op het moment dat de derdelander zich naar België begeeft om er zijn Belgische (groot)ouder te vervoegen of wanneer deze zich samen met de Belgische (groot)ouder naar België begeeft om zich hier te vestigen. De Raad volgt verzoeker dat in principe moet worden aangenomen dat de bedragen die de vader heeft betaald (ruim) overeenkomen met de totale levens- en studiebehoeften van verzoeker zodat, mede in acht genomen de aangetoonde situatie als student, verzoeker kan gevolgd worden waar hij stelt dat niet op afdoende wijze wordt gemotiveerd waarom dit niet volstaat om aan te nemen dat hij in het herkomstland ten laste was van zijn vader. Een bewijs van onvermogen wordt door de rechtspraak als bijkomstig beschouwd.