Raad voor Vreemdelingenbetwistingen - 273.470 - 30-05-2022

Samenvatting

Verzoeker stelt dat hij wel degelijk heeft aangetoond dat hij nauwe banden heeft met zijn kind en verwijst in dit verband naar de stukken die hij heeft gevoegd bij zijn verblijfsaanvraag. Hij wijst erop tientallen foto’s van hem met zijn dochter te hebben voorgelegd – in allerlei huiselijke situaties en bij uitstapjes –, meerdere betalingsbewijzen van de onderhoudsbijdrage waarvan er volgens hem onterecht slechts één wordt vermeld in de bestreden beslissing en verschillende verklaringen die bevestigen dat hij zijn rol als vader zeer ernstig en actief opneemt. Hij merkt op dat deze personen hun identiteits- en contactgegevens hebben gevoegd, zodat hun verklaringen wel degelijk konden worden gecontroleerd bijvoorbeeld via een buurtonderzoek door de wijkagent.
 
Uit de aan de Raad voorgelegde stukken blijkt dat verzoeker verschillende verklaringen op eer heeft voorgelegd. Een eerste verklaring is afkomstig van de moeder van het kind, die uitlegt dat de reden dat zij niet officieel samenwoont met “[haar] man” erin bestaat dat zij met haar twee minderjarige kinderen in een huis met slechts één slaapkamer woont. Zij verklaart dat verzoeker evenwel dagelijks over de vloer komt en zij samen een gezin vormen. Zij verklaart dat verzoeker een zorgzame papa is die heel nauw is betrokken bij de opvoeding van hun gezamenlijke kind. Zij wijst op de verschillende zorgtaken die ver-zoeker op zich zou nemen. Verder lagen nog vier getuigenverklaringen voor. Twee ervan zijn afkomstig van kennissen en een derde is afkomstig van de ‘pastor’ van verzoekers geloofsgemeenschap. Hierin wordt verklaard dat verzoeker dagelijks/regelmatig mee zorgt voor zijn kind en hij betrokken is bij zijn gezin. Een vierde verklaring is afkomstig van de huisarts, die verklaart dat verzoeker de vader is van een van de kinderen van zijn partner, dat hij samenwoont met zijn partner en dat zij samen dagelijks zorgen voor de kinderen. Verder legde verzoeker meerdere foto’s voor. Zoals verzoeker aangeeft, zijn deze foto’s duidelijk op verschillende tijdstippen en bij verschillende gelegenheden en activiteiten genomen. Zo kan hieruit blijken dat verzoeker pampers ververste van zijn kind, dat hij haar waste en drinken gaf en dat hij allerhande activiteiten met haar deed, zoals spelen en gaan winkelen.
 
Verweerder heeft gesteld geen bewijswaarde te willen toekennen aan de schriftelijke verklaringen die door verzoeker werden aangebracht aangezien de inhoud van deze verklaringen niet kan worden geverifieerd. Er dient evenwel te worden aangegeven dat het loutere feit dat verschillende personen in de omgeving van verzoeker verklaringen hebben afgelegd die duidelijk zijn bedoeld om te worden gebruikt ter staving van zijn verblijfsrechtelijke aanspraken niet impliceert dat zonder meer kan worden gesteld dat deze stukken geen enkele bewijswaarde hebben. Er blijkt immers niet dat de inhoud van deze verklaringen – waarin wordt uiteengezet dat verzoeker dagelijks mee zorg draagt voor zijn kind – geen correcte weergave is van de werkelijkheid. Dit te meer omdat deze verklaringen niet los kunnen worden gezien van de foto’s die door verzoeker werden aangebracht en waaruit blijkt dat hij effectief tijd doorbrengt met zijn kind, mee zorg draagt voor zijn kind en allerhande activiteiten met haar doet. In dit verband wenst de Raad ook nog op te merken dat de verklaringen die een huisarts vanuit zijn functie doet wel degelijk ook een zekere bewijswaarde moet worden toegedicht, waar deze een professionele eerder dan een persoonlijke band heeft met zijn patiënten en dit zijn verklaringen een meer objectief karakter geeft. Verweerder kan ook niet worden gevolgd in zijn stelling dat de correctheid van de afge-legde verklaringen niet kan worden geverifieerd. Verzoeker en zijn partner kunnen immers afzonderlijk worden ondervraagd omtrent de activiteiten die verzoeker met zijn dochter onderneemt en hun verkla-ringen kunnen met elkaar worden vergeleken. Verweerder kan, indien hij meent dat er aanwijzingen zijn dat valse verklaringen werden afgelegd, tevens een buurtonderzoek laten doorvoeren om na te gaan of verzoeker effectief dagelijks, of toch minstens zeer regelmatig, langskomt bij zijn dochter en hij kan nadere inlichtingen inwinnen bij een derde persoon die stelde getuige te zijn van de veelvuldige contacten tussen verzoeker en zijn dochter. Verder stelt de Raad nog vast dat – in tegenstelling tot wat verweerder voorhoudt – de voorgelegde foto’s er wel degelijk van getuigen dat verzoeker mee is betrokken bij de opvoeding van zijn kind.
 
Het administratief dossier bevat overigens nog een mail van 3 januari 2022 waarbij in bijlage ‘foto’s eindejaar’ zouden moeten zitten, die evenwel niet zitten vervat in het administratief dossier. Hieruit kan evenwel blijken dat er wel degelijk ook nog meerdere foto’s waren overgemaakt die de affectieve band tussen verzoeker en zijn dochter enkel maar kunnen bevestigen. Het is onduidelijk of verweerder deze foto’s mee in rekening heeft gebracht, nu deze niet zitten vervat in het administratief dossier.
 
In zoverre verzoeker nog stelt dat in de bestreden beslissing onterecht slechts melding is gemaakt van één geldstorting van hem voor zijn kind, moet de Raad verder vaststellen dat verzoeker minstens op 17 januari 2022 ook nog een geldstorting deed voor zijn kind. Hiermee blijkt inderdaad geen rekening te zijn gehouden.
 
De Raad stelt dan ook vast dat het niet vaststaat dat verweerder alle ter ondersteuning van de aanvraag voorgelegde stukken in zijn beoordeling heeft betrokken en dat daarnaast verweerder de door verzoeker aangebrachte overtuigingsstukken niet correct heeft beoordeeld en op een kennelijk onredelijke wijze tot zijn besluit is gekomen.