Nieuws

De Nederlandstalige kamer van het Hof van Cassatie (HvC) verliet in zijn arrest van 27-9-2022 de traditionele “zonder voorwerp”-rechtspraak van het Hof bij beroepen tegen administratieve detentie als de vreemdeling intussen in vrijheid is gesteld. De rechter moet zich dan toch nog uitspreken over het beroep. Dit is in lijn met rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM), onder andere het arrest Saqawat van 30 juni 2020. Opmerkelijk, de Franstalige kamer van het HvC blijkt in arresten van 9 november 2022, 15 december 2022 en 22 maart 2023 toch nog terughoudend om de koerswijziging helemaal door te voeren in de eigen rechtspraak.
Volgens een RvV-arrest van 31-5-2022 staat het beperkt omgangsrecht bij pleegzorg de vereiste gezinscel voor gezinshereniging tussen ouder en kind niet in de weg. DVZ schendt de materiële motiveringsplicht en artikel 8 EVRM wanneer hij met een bijlage 21 het verblijfsrecht op basis van gezinshereniging met een Belgisch minderjarig kind beëindigt zonder voldoende rekening te houden met het hoger belang van het kind.
De Belgische Staat moet de uitspraak van de arbeidsrechtbank van Brussel uitvoeren en de verzoeker van internationale bescherming (VIB) onderdak en materiële bijstand verlenen om in zijn basisbehoeften te voorzien. Dat beslist het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) op 31 oktober 2022. Op 15 november legt het EHRM in een andere vergelijkbare zaak van verschillende VIB opnieuw voorlopige maatregelen op.
Raad van State arrest nr. 253.942 van 9-6-2022 (Franstalig) oordeelt dat de DVZ een bevel om het grondgebied te verlaten (BGV) uitdrukkelijk moet motiveren. De formele motiveringsplicht van bestuurshandelingen vereist dat de DVZ de feitelijke en juridische gronden uiteenzet waarop deze is gebaseerd. Wanneer DVZ beveelt het grondgebied te verlaten, moet hij daarbij in het bijzonder rekening houden met de grondrechten van de vreemdeling en uitleggen hoe hij rekening heeft gehouden met de vereisten uit artikel 74/13 Vw nl. het hoger belang van het kind, het gezins- en familieleven en de gezondheidstoestand. De RvS oordeelde in arrest nr. 253.374 van 28-3-2022 (Nederlandstalig) in andere zin. De rechtspraak lijkt verdeeld op dit punt.
Hof van Justitie arrest nr. C-673/20 van 9-6-2022 bevestigt dat Britten vanaf 1-2-2020 niet langer EU-burgers zijn. Zij genieten bijgevolg niet meer van de rechten die voortvloeien uit het Unieburgerschap die niet beschermd worden door het Terugtrekkingsakkoord, zoals het actief en passief gemeentekiesrecht in de lidstaat waar zij verblijven. Britten die in België verblijven moeten voortaan dus, net zoals andere derdelanders, vijf jaar onafgebroken hun hoofdverblijfplaats in België hebben gehad om zich te kunnen laten registreren voor het gemeentekiesrecht.
In twee arresten van 6 juli 2022 concludeert de Nederlandse Raad van State dat er een evident en fundamenteel verschil is tussen het beschermingsbeleid van Nederland enerzijds en Denemarken en Zweden anderzijds. De RvS nam aan dat er een risico was op indirect refoulement bij overdracht aan Denemarken van een Syrische asielzoeker die alle Deense rechtsmiddelen had uitgeput. Een andere asielzoeker die eerder een verzoek om internationale bescherming (VIB) in Zweden had ingediend kon niet bewijzen dat alle Zweedse rechtsmiddelen waren uitgeput. De bevindingen van de Nederlandse Raad van State kunnen nuttig zijn voor de Belgische praktijk rond VIB van Syriërs die eerder een aanvraag hebben ingediend in Zweden of Denemarken.
RvV arrest nr. 269.049 van 25-2-2022 kent de vluchtelingenstatus toe aan een verzoeker die voor de achtste keer om internationale bescherming vroeg. Hoewel de bekering van de verzoeker tot het christendom eerder als weinig oprecht en opportunistisch gezien werd, duiden zijn consistente verklaringen en neergelegde documenten op een volgehouden en werkelijk engagement als christen. Minstens leidt zijn betrokkenheid bij de christelijke gemeenschap ertoe dat hij in Irak als bekeerd kan worden gepercipieerd. De RvV kent hem de vluchtelingenstatus toe.
RvV arrest nr. 264.018 van 22-11-2021 beoordeelt de geloofwaardigheid van een bekering tot het christendom van een Iraanse verzoekster om internationale bescherming aan de hand van de drie elementen van HvJ arrest Fathi van 4-10-2018: de motieven van het bekeringsproces, de kennis en de beleving van het nieuwe geloof. De RvV oordeelt dat de verzoekster geen oprechte bekering tot het christendom aannemelijk maakt en verwerpt het beroep.
De mogelijkheid voor lidstaten om tijdelijk terug grenscontroles in te voeren is een uitzondering op het vrij verkeer in de Europese Unie. Volgens een Hof van Justitie arrest van 26 april 2022 is de termijn van 6 maanden uit artikel 25 Schengengrenscode een dwingende termijn die lidstaten alleen kunnen verlengen als er een nieuwe ernstige bedreiging is voor de openbare orde of binnenlandse veiligheid.
Op 28-9-2022 veroordeelde het Franstalig Arbeidshof van Brussel Fedasil om artikel 11, § 3 van de Opvangwet toe te passen als Fedasil binnen de 48 uur geen opvangplaats geeft aan de verzoeker. Artikel 11, § 3 Opvangwet laat toe om bij verzadiging van het opvangnetwerk geen verplichte plaats van inschrijving (code 207) toe te wijzen. Hierdoor krijgt de verzoeker om internationale bescherming recht op maatschappelijke dienstverlening van het OCMW. Ook het Nederlandstalig Arbeidshof van Brussel sprak zich op 20 december 2022 in dezelfde zin uit.
Grondwettelijk Hof arrest nr. 75/2022 van 9-6-2022 vernietigt gedeeltelijk artikel 2.4.4.2 van het Belgisch Scheepvaartwetboek (BSW). Het ontschepingsverbod voor verstekelingen is op een aantal punten onevenredig, heeft onevenredige gevolgen of is onevenredig ten opzichte van het nagestreefde doel. Ook is het strijdig met artikel 12, eerste lid van de Grondwet en artikel 5 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens.
In vonnis nr. 21/875/B van 21-9-2022 oordeelde de familierechtbank te Dendermonde dat een religieus huwelijk gesloten in februari 2017 voor de Eritrese Orthodoxe kerk in Soedan erkend moest worden. De rechtbank controleerde de authenticiteit van de huwelijksakte en de geldigheid van het huwelijk. Anders dan het Openbaar Ministerie en de Dienst Vreemdelingenzaken oordeelde de rechter dat er geen sprake was van een schijnhuwelijk aangezien geen van beide echtgenoten op het ogenblik van de huwelijkssluiting al een verblijfsrecht hadden in België. Het huwelijk kan in 2017 niet gesloten zijn met als enige doel een verblijfsrechtelijk voordeel te krijgen voor een echtgenoot in 2019.
RvV arrest nr. 270.601 van 29-3-2022 vernietigt de weigering van gezinshereniging van een Afghaanse moeder met haar minderjarig kind dat in België erkend vluchteling is en hier vergezeld is door zijn vader. Die weigering hield onvoldoende rekening met het hoger belang van haar bijzonder kwetsbare, minderjarige zoon met een beperking. Dit schendt de formele motiveringsplicht en artikel 12bis, §7 van de Verblijfswet.
RvV arrest nr. 273.049 van 20-05-2022 oordeelt dat steun aan de Koerdische PKK geen uitsluiting rechtvaardigt van internationale bescherming (IB) op grond van artikel 1, F (c) van het Vluchtelingenverdrag. Een uitsluiting van IB kan wel gerechtvaardigd zijn op grond van artikel 1, F (a) Vluchtelingenverdrag wanneer de verzoeker individueel verantwoordelijk kan worden gesteld voor oorlogsmisdrijven.
Hof van Justitie verplicht Polen in arrest nr. C-2/21 van 24 juni 2022 om een identiteitskaart of paspoort af te leveren aan een Pools kind geboren in Spanje uit twee moeders (een Ierse en een Poolse) zodat het kind haar rechten als Unieburger, onder andere het recht op vrij verkeer, kan uitoefenen. Dat moet op basis van de Spaanse geboorteakte, zelfs zonder inschrijving daarvan in de Poolse registers van burgerlijke stand. Dit HvJ-arrest bevestigt eerdere rechtspraak.
De Brussel IIter Verordening is een herziening van de Brussel IIbis Verordening, de hoeksteen van de gerechtelijke samenwerking in familiezaken in de EU (behalve Denemarken). De Verordening stelt uniforme regels vast over de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen tot echtscheiding, scheiding van tafel en bed en nietigverklaring van het huwelijk, en over geschillen over ouderlijke verantwoordelijkheid in grensoverschrijdende situaties. Bij Wet van 20 juli 2022 werd ons nationale recht aangepast om uitvoering te geven aan deze Verordening.
Raad van State arrest nr. 251.458 van 10-09-2021 en Raad voor Vreemdelingenbetwistingen arrest nr. 263.727 van 16-11-2021 passen het Hof van Justitie arrest G.M.A. van 17-12-2020 toe: een Unieburger die zich als werkzoekende in België wil inschrijven moet een redelijke termijn van minstens zes maanden vanaf de verblijfsaanvraag krijgen om kennis te nemen van de vacatures die bij zijn beroepskwalificaties passen en om het nodige te doen om te worden aangesteld. Pas na deze termijn moet hij kunnen bewijzen dat hij nog altijd werk zoekt, én dat hij een reële kans maakt om te worden aangesteld. Voor die termijn moet hij alleen aantonen dat hij werk zoekt. Bijgevolg mag Dienst Vreemdelingenzaken de aanvraag tot inschrijving van een werkzoekende Unieburger niet weigeren omdat hij zijn reële kans op tewerkstelling niet aantoont voor de termijn van zes maanden is verstreken.
Volgens RvV-arrest nr. 261.727 van 6-10-2021 schendt DVZ het vertrouwensbeginsel niet wanneer hij eerst de verblijfskaart van de echtgenote van een derdelander verlengt, ondanks het overlijden van de referentiepersoon, en een jaar later het verblijf toch intrekt omdat er geen werkelijk gezinsleven meer is ten gevolge van dit overlijden. De chronologie en de feiten van de zaak roepen toch enkele vragen op.
Volgens RvV-arrest nr. 261.780 van 7-10-2021 kan DVZ niet rechtsgeldig stellen dat een uitwijzingsbevel geen inmenging in het gezinsleven is omdat de ouder vanuit het buitenland via moderne communicatiemiddelen contact kan onderhouden met zijn minderjarige kinderen. Een beschermenswaardige gezinsband (artikel 8 EVRM) wordt vermoed bij ouders en hun minderjarige kinderen. Het wordt pas beschouwd als ‘verbroken’ in uitzonderlijke omstandigheden. Hoewel dit tussen partners tijdelijk wel kan worden aanvaard, is communicatie via moderne communicatiemiddelen met kleine kinderen onvoldoende om dit gezinsleven te onderhouden.
Vonnis nr. 21/382/A van 1-04-2022 dwingt de Belgische staat om binnen een redelijke termijn te beslissen over een aanvraag voor een humanitair visum, op straffe van een dwangsom. De Verblijfswet bepaalt geen beslissingstermijn, maar dit algemeen rechtsbeginsel creëert ook subjectieve rechten. Het niet respecteren van dit beginsel is in deze zaak een fout in de zin van artikel 1382 van het Burgerlijk Wetboek.
Een instructie van Fedasil van 12-07-2022 laat bepaalde categorieën verzoekers om internationale bescherming toe om hun toewijzing aan een materiële opvangstructuur (code 207) op te heffen. In geval van behoeftigheid komen zij dan in aanmerking voor financiële OCMW-steun. De instructie van 12-07-2022 werd vervangen door de instructie van 10-11-2022 die in werking trad op 14-11-2022.
Sinds 15-6-2022 is er een nieuwe procedure voor controle van de hoofd- of daadwerkelijk tijdelijke verblijfplaats in België van gerechtigden op een IGO. Er is een verruiming van categorieën die niet moeten gecontroleerd worden. En er is een soepeler meldingsplicht voor gerechtigden die het Belgisch grondgebied tijdelijk verlaten. Dit zijn wijzigingen aan het KB tot instelling van een algemeen reglement betreffende de inkomensgarantie voor ouderen.