Gezinsbijslag in Brussel: wat verandert er voor vreemdelingen?

Sinds 1 januari 2019 is de bevoegdheid inzake gezinsbijslag geregionaliseerd. Dit betekent dat Vlaanderen, Brussel, Wallonië en de Duitstalige gemeenschap elk een eigen gezinsbijslagregeling hebben. De woonplaats van het rechtgevend kind bepaalt onder welk systeem het kind valt.

De nieuwe gezinsbijslagregeling in Vlaanderen, Wallonië en de Duitstalige gemeenschap trad op 1 januari 2019 in werking. In Brussel bleef de bestaande (gewone en gewaarborgde) federale gezinsbijslag nog gelden tot 1 januari 2020. Sindsdien oefent de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van het Brussel Hoofdstedelijk Gewest haar eigen bevoegdheid inzake gezinsbijslag uit.

In wat volgt bespreken we de Brusselse gezinsbijslag. Eind april is de toepassing op verblijfssituaties van vreemdelingen verduidelijkt.

Krachtlijnen

De nieuwe regelgeving kent een aantal belangrijke verschillen met de voormalige federale regelgeving rond gezinsbijslag:

  • Er bestaat niet langer een onderscheid tussen ‘gewone’ en ‘gewaarborgde’ gezinsbijslag.
  • De gezinsbijslag is een universeel recht van elk kind en niet langer gekoppeld aan de professionele situatie van de ouders.
  • De rangorde van een kind in het gezin speelt niet langer een rol.
  • Niet de bijslagtrekkende, maar het rechtgevend kind moet aan bepaalde verblijfsvoorwaarden voldoen.
  • De bijslagtrekkende heeft de vrije keuze van uitbetalingsactor.

De nieuwe regelgeving trad op 1 januari 2020 in werking. Indien het bedrag van de gezinsbijslag onder de nieuwe regelgeving minder voordelig is dan het bedrag dat voor de maand december 2019 werd toegekend, behoudt het gezin de bedragen uit de oude regelgeving. Lees hier meer over de overgangsmaatregelen.

Wat?

De Brusselse gezinsbijslag bestaat uit het maandelijks basisbedrag, het kraamgeld of de adoptiebijdrage, de jaarlijkse schoolpremie en verschillende mogelijke toe- en bijslagen. Je vindt hier meer informatie.

Verblijfsvoorwaarden

De bijslagtrekkende moet niet langer voldoen aan verblijfsvoorwaarden. Het rechtgevend kind moet de Belgische nationaliteit hebben of toegelaten of gemachtigd zijn om in België te verblijven voor meer dan 3 maanden.

De volgende documenten worden aanvaard als bewijs:

  • Elektronische verblijfskaarten A tot H
  • Bijzondere verblijfskaarten D, P, S, C, E
  • Bijlage 19 (na toekenning van het verblijfsrecht, retroactief)
  • Bijlage 19ter (na toekenning van het verblijfsrecht, retroactief)

De volgende documenten worden niet aanvaard:

  • Attest van immatriculatie (behoudens het geval waarin het kind begunstigde is van een andere verblijfsvergunning)
  • Bijlage 35
  • De bijlage 15 wordt enkel in bepaalde gevallen aanvaard (met laatste hokje: in afwachting van de aflevering van het verblijfsdocument waarop men al recht heeft; of met hokje 1 tot 4 enkel retroactief, als het verblijfsrecht nadien wordt toegekend)

Kinderen die in december 2019 volgens de voorgaande gezinsbijslagregelgeving kinderbijslag ontvingen, worden geacht nog steeds te voldoen aan de verblijfsvoorwaarden.

Klik hier voor meer informatie in verband met de verblijfsvoorwaarden.

Woonplaatsvoorwaarde

Het rechtgevend kind moet zijn woonplaats hebben in één van de 19 gemeenten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Dit betekent dat de hoofdverblijfplaats van het kind volgens het bevolkings- of vreemdelingenregister in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest moet zijn, en dat het kind daar daadwerkelijk moet verblijven. De informatie uit het rijksregister is rechtsgeldig tot het bewijs van het tegendeel.

Het kind dat volgens het bevolkings- of vreemdelingenregister zijn hoofdverblijfplaats heeft in het Brussels Hoofdstedelijk maar dat daadwerkelijk verblijft in een andere deelentiteit, of in het buitenland, behoudt in bepaalde situaties het recht op gezinsbijslag in Brussel.

Lees hier meer over de woonplaatsvoorwaarde.

Begin en einde van de gezinsbijslag

Het rechtgevend kind opent het recht op gezinsbijslag vanaf de maand volgend op de beslissing tot toekenning van het verblijfsrecht van meer dan 3 maand.

Unieburgers, onderdanen van Noorwegen, Ijsland, Liechtenstein en Zwitserland of hun derdelands kinderen krijgen bij toekenning van het verblijfsrecht van meer dan drie maand retroactief gezinsbijslag vanaf de aanvraag van de verklaring van inschrijving. Dit is de datum van de bijlage 19 of bijlage 19ter.

Kinderen die erkend worden als vluchteling, subsidiair beschermde, of staatloze (met verblijfsrecht) krijgen gezinsbijslag vanaf de maand na de erkenning.

Tot 18 jaar geldt er een onvoorwaardelijk recht op gezinsbijslag. Voor kinderen met een beperking is dit tot 21 jaar. Leerlingen, studenten en werkzoekende schoolverlaters kunnen het recht op gezinsbijslag behouden tot 25 jaar.

Lees hier meer over begin en einde.